De kous is (bijna) af

Er bestaat een God! En Zij is goed!

Gisteren moest ik met mijn been naar de dokter. Hij kneedde en voelde en was tevreden. Hij ging achter zijn bureau zitten en schreef een briefje voor de trombosedienst. Om te vertellen, dat ik na half maart geen bloed meer hoef te laten prikken, geen pilletjes meer hoef te slikken en — belangrijk! — geen steunkous meer hoef te dragen.

-„Es fuhlt allemaal gut.” zei der Dokter. „Du kunt ‘r wel mit aufhalten.”

Ik had de lieve man om zijn nek moeten vliegen en hem overladen met dank en vreugdekussen. Maar — daar heb je mij weer! — het was een heel ambivalente meedeling.

Goed, ik háát die kous, heb de schurft aan die tweewekelijkse bloedafgifte en ben al helemaal niet blij met het slikken van de bloedverdunners. Maar in elk geval word ik er wel mee in de gaten gehouden. Tot dusver kan me niks overkomen.

[Ik moet gewoon nog even leren blij te zijn. In elk geval ben ik weer overgeleverd aan Gods grillen. En — zei ik het niet al? — Zij is goed. Waar maak ik me sappel om?]

Standaard

Zeg het eens.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.