Universum

De verwachtingen van de mens staan vastgesteld in de eisen.

De verwachtingen van de mens staan vastgesteld in de eisen.

“Schrok u mevrouw?” Ze zette haar bril af en plaatste hem keurig op de toonbank. Een zonlicht dwalmde binnen door het raam en geraakte vervolgens in haar ogen. In een handomdraai keerde ze. Haar expressie leek zich verbitterd te vestigen. Er kwam geluid uit, ze begon te spreken.

“Als je mij wilt laten schrikken dan moet je toch zeker van betere huize komen.” gaf de vrouw als antwoord. “Je bent niet van mijn niveau jongeman. Klasse krijg je met geld en respect.” herhaalde ze neerbuigend. “En niet als je een armoezaaier bent. Heeft je moeder je dat nooit geleerd?”

“Sorry mevrouw, ik wilde u niet storen, maar dacht.” sprak ‘t jongetje. “Wat dacht je? Het is al goed m’n jong, laat het een waarschuwing zijn voor de daden die je nog gaat verrichten.” Het jongetje barstte uit in tranen door de vrouw en de man achter hem rustte een hand op zijn schouders.

“Stil maar jongen.” zei de man troostend. “Helaas leven er op aarde dit soort mensen. Er zal een licht schijnen in je leven op een dag, die je laat zien dat alles, maar dan echt alles mogelijk is. Je zult hierdoor alleen maar sterker worden. Het zal zegevieren in moeilijke tijden.” Een glimlach begaf zich op het gezicht van ‘t jongetje, hij knikte naar de man en droogde zijn tranen. “Zie je wel, dat is beter.”

“Iemand zoals ik, dacht het toch even niet.” Het meisje achter de kassa gaf de vrouw snel haar geld, en aan haar uitstraling te lezen, keek ze geschrokken. “Het is hier maar een fraaie bedoening. Dit is de laatste keer dat ik hier kom.” zei de vrouw terwijl ze wegliep. In een storm botste een oudere man tegen haar aan, de vrouw viel genadeloos tegen de vlakte. Ze begon zich spoedig te versterken en probeerde op te staan. Een kassière probeerde haar te helpen, maar daar paste ze voor. Ze zei erbij, “Als u dat maar laat.”

“Had ze mooi verdiend. Dat is nou pure karma van het leven jongeman. Al zeg ik het zelf.”

Standaard

In het Kwadraat

Nalatenschap van de stilte veroorzaakt het ernst.

Nalatenschap van de stilte veroorzaakt het ernst.

Al wat hij hoorde waren voetstappen vanuit de hal. Het leek alsof het volume harder werd gezet en de geluiden van harder tot zacht op hem afkwamen. Menno waste z’n handen intussen en keek naar zichzelf in de spiegel. Hij schrok van de reflectie die werkelijk waar weergalmde tot een duistere rook. Z’n weerspiegeling verdween. Spontaan trok het weg. Hij deed de kraan uit om te kijken of hij zich niet vergiste. Het bleek een formidabel feit te zijn. Koppen moesten gaan rollen als de zon onder zou gaan. Zo leek het. Een signaal van het opperste Himalaya.

“Ik word gek, dit ga je me niet menen.” schreeuwde Menno. “Zij heeft niets gedaan, of toch wel?” “Mens je maakt me gek!” “Dit is mijn doen en niet die van haar.” “Een beetje met de eer gaan lopen strijken.” “Wie denk je wel niet dat je bent?” “Vertel op dan! “

Menno begon door de drukte om hem heen kopstoten te geven aan de spiegel. Het werd zwaar in zijn hoofd van alle vraagstukken die hij naar zich toegeslingerd kreeg. Hij wist wie het was, maar zijn diepere innerste lieten het niet toe. Hij stopte met het geweld, en realiseerde zich dat het geen zin had. Het was een doodzonde om z’n schedel te verbrijzelen. Langs de barstlijnen van de spiegel begon het bloed zich te verspreiden.

Het rood vervormde zich en tekende een woordspel van Menno’s infusie. Verloren van je eigen ziel, stond er gegraveerd. Zijn mimiek begon te transformeren door de uitkomst. Menno werd woest en niets om hem heen mocht ademen. Zijn formele houding viel van de schouders af alsof hij zich eindelijk  kon spreiden. Een vleugel die ooit afbrak was hersteld als in herboren. Hij trok de spiegel van de muur af en smeet het tegen de deur. Spetters van bloed in glassplinters lagen in een fractie van een seconde door de gehele ruimte.

De uitbarsting veroorzaakte een stilte, waardoor alleen hij nog de klok hoorde tikken. Zijn voorhoofd begaf zich in een kritieke fase van bloed-druppels, die zich vormden tot zweet. Op dat moment wist hij wat hem te doen stond.

“Vond het heerlijk om mijn lusten te verwekken in het drietal.” “Dit is mijn doen en alleen dat van mij.”

Hij schreeuwde, knielde zich en stompte met zijn handen tegen de betonnen vloer. Zijn vuisten droegen de adel van staal om zich heen en een schild van berouw schreeuwde uit lijden.  Er werd geklopt op de deur, steeds harder en harder en harder. Menno’s ogen glunderden van doorlatendheid, hij wist waarvoor ze kwamen.

“Eindelijk het staal om m’n armen heen.” Hij lachte venijnig terwijl hij surveilleerde. “De realiteit is geschied.”

Standaard

Eigenaardig

16660620098_d8dd278964_o

Een fel licht kaatste in John’s ogen. De schijnwerpers lieten hem nauwelijks het publiek zien en de verblinding maakte hem onpasselijk. John seinde vanaf het podium naar de jongens die het licht verzorgden. Het licht werd uiteindelijk gedimd. Geaarzel was er niet, want wat hij vroeg werd altijd gedaan. Daar stond John met zijn prestige in zijn hand. Niet wetende wat hij moest zeggen. Toch besloot hij zijn mondhoeken te rechtvaardigen. Waar een wil is, is een weg.

“Dank u allen, dank u voor de applaudisering.” sprak John uit de microfoon. “Hadden jullie niet hoeven doen, als u toch allen wist.” mompelde hij zachtjes. “Goed.” hij kuchte. “Ik wil graag het volgende mededelen.”

Net voordat hij iemand kon bedanken werd vanachter John’s rug geroepen. Hij liet de microfoon vallen en uit het toestel vlogen geluiden van krassen in ‘t rond. Het was professor Storm die hem wenkte, om naar de coulissen te komen. John piekerde geen moment en liet het podium achter in leegte.

“Wat is er Morgan?” “Niets om je zorgen te maken John, weet alleen als we niet snel handelen er geen ons meer is.” “Hoe bedoel je?” “Zoals ik het zeg! Ik wil je iets laten zien, waardoor alles duidelijk wordt. Je hebt toch nooit om de medailles gegeven. Vraag je wederom mee te gaan, ik heb je nodig voor een belangrijke missie.”

Geen haar op zijn hoofd kon hij de adrenaline weerstaan. Dit is waar hij uiteindelijk voor leefde, er waren geen anderzijdse wegen, maar pure spanningen van verzadiging. Ze besloten met Professor Morgan’s auto te reizen naar de locatie. Na een rit van 20 minuten kwamen ze eindelijk aan bij het stek. De professor parkeerde zijn auto in een ondergrondse parkeerdek dat zich voordeed als een gebergte. Niets was wat het leek. Professor Morgan was tenslotte een welbefaamde man die met zijn tijd vooruit liep. Hij heeft de wereld grootgebracht met zijn blote handen en droeg de globe door zijn aderen. Het tweetal stapte uit en liep naar het laboratorium van de professor.

“Ga zitten John, je ziet bleek, gaat het.” De oogleden van John werden zwaarder en zwaarder. Hij zakte weg in de stoel. “Sta op, ik heb je nodig.” Zijn huid leek pips en begaf zich in grauw.

Halsoverkop voelde John zich benauwd en raakte hij verstrengeld in z’n stoel. De rotsen kwamen als doorgronde speren op hen af. Het leken wel kraters. Ze kantelden, het schip liet sporen van breuken achter zich. De zwaarte kwam onder druk te staan, ze kregen de kracht van hogere machten door de stormen van wervelwinden, die zich niet gewonnen gaven. John probeerde zijn stuur in bedwang te houden, maar het kreeg zijn eigen leven en hij verloor het zicht. Het vaartuig geraakte in vuur aan de wijdte en het schip lag in een fatale diagnose.

“Kapitein, ik kom eraan hulp is onderweg.” werd er geschreeuwd vanachter het dek. Op dat moment zweefden er lichamen en gezichten door John’s gedachte. Een sprong van visioenen, waardoor hij zijn bemanningsleden zag rondzweven. Het duister tastte zijn brein en de oogkassen zagen de dood. Ze rukten het in herhaling voor zijn gezicht. De kapitein zat vastgenageld aan zijn stoel, het lijf stond totaal in brand van het leven-op-dood-situatie. Hij wist het niet, voor het eerst in zijn leven, wist hij niet wat te doen. Alles voor en achter brandde in vlammen op en alles en iedereen verbrijzelden als gif.

Er kwamen twee schimmen voorbij, die verwoest, verbrand waren. Ze leken zelfs onthoofd. Het schip crashte neer op een grondige aarde. Hij was alleen, maar had hulp nodig. Hij wist zich zelf te redden. Al wat hij zag waren de uitgestrekte stranden en hoge rotsen. Zijn lichaam vermeende in toetakeling door de val van snelheid. Hij viel weg. Er liepen vreemdelingen voorbij die de gebeurtenis met de blote ogen zagen. Ze grepen de bewusteloze kapitein en namen hem mee.

Het voelde als een herrijzing, die geborgen zat in z’n brein. Een puzzelstuk die zijn hart verzegelde, maar waar de delen van misten. John’s ogen gingen langzaamaan open. Er waren twee zusters bij het bed bezig aan zijn infuus. Hij zag een spiegel-witte kamer met te weinig meubilair voor zich. Op een stoel was een verschroeide pak te zien. Dat hij vreemd genoeg zo vaak observeerde alsof hij er zichzelf in zag.

“Waar ben ik? Wie zijn jullie? Ik zakte in een stoel, hoe kom ik hier in hemelsnaam? Vertel op!”

“Kalm aan meneer Idow.” antwoordde één van de zusters. “U ligt hier al een tijd in coma. Mag ik nou mijn werk doen.” “Pardon, systeem mag ik een update over de laatste vooruitgangen.”

“Het lichaam heeft zich weten te herstellen in de afgelopen 24 uur. sprak het systeem tegen de zuster. Geheugenverlies zal binnen vijf minuten er niet meer zijn. De mijnheer zal een zekere herinnering krijgen.”

Op dat moment staarde John nogmaals naar het pak dat hem intrigeerde. Hij snapte niet waar hij terecht was gekomen. Een zuster die tegen een computer praatte en een systeem dat alles wist. Te weinig meubilair, hier was iets meer aan de hand. Hij wist in ieder geval waarvoor hij hier lag. John’s ogen staarden dit keer naar de zilveren naam-badge die leek te zijn verbrand. Er speelden scenes, zinnen, woorden, alles door z’n hoofd. Nu zag hij iets.

“Ik hou van je John! Wees sterk, laat de wereld het zien.” “Ik wil je vragen voor een belangrijk missie?” “Word wakker, word wakker John, ik heb je nodig.” “En de nobel-prijs gaat naar John Widow voor zijn heldhaftigheid en het riskeren van zijn leven.” “Een ware held voor het hele bevolking.” “Ik wil met je trouwen John, mijn antwoord blijft nee, Carmen.” “Waarom, ben ik niet mooi?” “Er zal geen ons zijn als we niet snel handelen.” “Belangrijk missie, belangrijk missie John, word wakker.”

Hij greep zijn hoofd vast met beide handen, John kon het niet aan, er kwam teveel op hem af. Er werd geschreeuwd vanuit het grote witte bed.

“Kalm maar, u hebt uw leven weer terug.” “Ik hoor stemmen, er ging teveel door mijn hoofd. Heeft u een telefoon voor mij, het is heel belangrijk.”

Op hetzelfde ogenblik riep de zuster nogmaals het systeem op, om de patiënt te verwijderen van zijn naalden en infusen. John stond op en strekte zijn rug met gemak.

“U kunt hier in ziekenhuis Orion met uw gedachten-golven praten, dus met uw gedachten naar waar u maar wilt.” “Meent u dat zuster, dank u.”

Hij liep naar het grote raam schuin tegenover hem en leunde met zijn hand tegen het venster. Het uitzicht was weergaloos, hoge rotsen, een grote oceaan. John’s ogen wisten niet wat ze zagen. Het leek even of hij beelden zag verdwijnen in de verte, en zich weer regenereerden.

“Morgan kun je me horen. Over. Ik ben waar ik moet zijn, het is hier veilig. Over. We kunnen ons redden, een nieuwe basis is gevonden. Over.”

Er kwamen geluiden door zijn gedachten-golven van vernieling en verwoesting. In de achtergrond hoorde hij gekrijs, noodkreten van hulp-geroep en een teistering van ravages. Toen wist hij het. John draaide zich om. “Zuster, hoelang ben ik hier?”

“Twee maanden mijnheer.” Hij keerde zijn rug naar de zuster en keek nogmaals uit het grote raam, ditmaal rolde een traan uit zijn rechter-ooghoek, die vervolgens vierde langs zijn wangen. Hij realiseerde zich dat hij niet meer terug kon.

Standaard

Tijen Gekeerd

Aan wal geraken is des beklimming’s faal.

Aan wal geraken is des beklimming’s faal.

In de huiskamer viel een akelige stilte van minuten. De tijd vroor even stil. Het was wennen voor Joke om haar zoon te zien glinsteren. Die lange afstand tussen hen bleek een obstakel te zijn, want dat kon ze niet verdragen. Ze kon het hem ook niet misgunnen. Joke stond voor een barre dilemma dat alleen maar op één manier kon veranderen.

“Zoon, ik weet dat je van haar houdt, maar moet je er niet goed over nadenken. De volgende stap kun je altijd nog bepalen.”

Het beeld voor Joke’s ogen vervormde zich herhaaldelijk vaag. Ze zag de gruuw, die werkelijkheid begon te worden. Ze wilde het stoppen, remmen, uiteindelijk namen haar gedachtes het over. Wederom zag ze de mogelijkheden van veranderingen, die er hadden kunnen zijn. Het oneindige van de verstandshouding raasde door haar hoofd. Wat als?

“Mam daar hebben we het al uitgebreid over gehad. Ik weet het zeker, zij is de ware.”

In zijn ogen verscheen vuur door de woorden van liefde, en wakkerde een vonk. Zijn stem gaf zich volledig over aan compassie. Het was overduidelijk, hij was verliefd. Dat moest het zijn. Kon er nauwelijks omheen.

“Waarschuw je zoon, ik zie niet in voor de gevolgen van dien.”

De straten waren rustig vandaag, en het voelde koud en kil. Geen mens die er kwam om mij te bewonderen. “Ik heb in ieder geval een nieuwe doos.”

Vanuit de overkant kwam er een man aangerend. “Als je over de duivel praat.” “Alsjeblieft.”

Hij legde een dubbeltje op mijn kartonnen bedje en liep vervolgens weg. De man wenkte vriendelijk. “Zo die heeft ook zijn vrienden-dienstje bewezen!” De vrouw zakte in van uitputting en de ambiance voelde aan als hijgend.

Standaard

Parallel

De muren van het universum zijn de blokkades van het brein.

De muren van het universum zijn de blokkades van het brein.

Het was middernacht en de dauw was kostbaar in zijn aanblik. Vanuit de brug werd een vreemd stuk ijzer geworpen in de zee. Een vreemdeling zag zijn kans om het verleden te laten varen. Hij had geen overweging te kijken wie er om de hoek loerde.

Het leek een ode te zijn, die te horen was aan zijn mompeling tijdens de worp. De man besloot vervolgens in kleermakerszit te gaan zitten met zijn rug tegen de leuningen. Beide handen plaatste hij voorzichtig tegen zijn schedel, en wachtte.

“Nu dat je weggaat, zal het nooit gebeuren.” schreeuwde de vreemdeling. “Het is jouw schuld!”

Zijn stem weergalmde in de echo’s en de stille zee was verraderlijk guur.

“Ik zal het nooit meer doen?”

De vreemdeling sloot zijn ogen en herhaalde zijn laatste woorden meerdere keren in zijn gebed. Zijn handen leken gevouwen in de aantocht tot de verrijking.

Toen kwamen ze. “Ik word geëerd.” sprak de vreemdeling. “Eindelijk.”

Standaard

De Oorsprong

Het vuur van de hel kan aanschouwend zijn.

Het vuur van de hel kan aanschouwend zijn.

De donkere vogels trokken weg naar de duistere hemel en in de coulissen was het chaotisch. Het toneelstuk moest gaan beginnen, maar geen haar op het hoofd zat het Evón mee. Schaduwen verschenen in een dagelijks gevecht en de muren kwamen op hem af.

“Ga weg, ga weg jij.” “Je bent de duivel, laat me met rust.” “Ik ben je wederhelft Evón, dacht je echt dat je zonder me kon?”

Evón was zich aan het voorbereiden voor de spiegel die zich barstig voordeed. Het kon hem niet baten, the show must go on. Toen verschenen er meer barsten, het leek alsof zijn ego het verspreidde.

“Laat me met rust godverdomme, hoor je me, hoor je me.” Evón schreeuwde het uit met de volle borst. “En nog iets, er is hier maar plek voor één.”

Een reflectie liet zich zien in de spiegel. “Je kunt niet zonder mij”. Het geluid kwam eerst zacht en toen harder en harder. “Je kunt niet zonder mij.”

“Ja! Wel!”

De deur van de kleedkamer werd geopend. Het klonk voor Evón zwaar aan de oren. ”Je moet op Evón, onze première vanavond, schiet je op.” Robert sloot na de boodschap de deuren achter zich.

“Ik moest op hoorde ik.” “Wat moet ik doen?” Hij begon zijn krankzinnigheid te aanschouwen uit zijn duistere innerlijk. “Genoeg is genoeg.” “Doe dan, er is niemand die je tegenhoudt” “Waag de wilde gok, dan ben je van me af.”

Evón gooide de spiegel van zijn kleedkamer neer op de grond en krassige geluiden van glas-splinters waren genadeloos aanwezig. Hij herhaalde zich. “Genoeg is genoeg geweest”. “Je hebt gelijk”.

De zwarte vogels vlogen weer terug naar het theatergebouw, ditmaal cirkelden ze er boven rond. Het leek alsof zij wachtten en voelden dat er rumoerigheid was. Voor hetgeen.

De deur van de kleedkamer ging nogmaals open en een raam stond wagenwijd ontkurkt.

“Niet doen!!!”

Standaard

Honorarium

16750847012_2584f560b4_o

Het was tamelijk rustig in de coupé, ik nagelde m’n vingers om de balpen en mijn notitieblokje lag op de desk. Kon mezelf niet concentreren, de drie personen die ik vanuit mijn ooghoek observeerde gedroegen zich vreemd. Ik moest en zou het weten, dus legde ik de balpen even neer. Keek naar de raam links van mij, zodat ik het drietal kon schaduwen door middel van hun reflecties. Er zat een vrouw in hun midden, een debutante dame die zich verborg achter een schimmige krant. Het leek erop dat zij niet wilde dat iemand hen kon horen. Mijn ogen puilden uit van nieuwsgierigheid, want ze verkromde de krant zodanig, alsof het leek dat ze er niet bij hoorde. Ik doorzag dat uiteraard, maar bleef anoniem op de achtergrond.

Toen zag ik het, een aanwijzing dat ze elkaar wel degelijk kenden. De debutante dame hief haar hoofd en knikte. Ze wees naar een artikel van de ochtendkrant en keek naar de heren. Ving de glimp op door de ruit, hun reflecties brachten mij steeds dichterbij. Ik wist bij mezelf dat ik in de buurt was van een onopgeloste puzzel. Mijn handen begonnen te trillen van de zenuwen, ik had deze intensiteit nog nooit gevoeld. In al mijn zaken die ik in het verleden had was dit het meest zenuwslopende. Pakte de balpen weer eens op om aantekeningen te maken. Uiteraard zo discreet mogelijk, ik ken de privacy-wetten en die houd ik hoog in ‘t vaandel. Het hoort erbij.

“Kijk naar dit artikel, dit is de volgende slag.” fluisterde de dame. “Dat levert niets op.” antwoordde de man met de bolle hoed. “Wat is de waarde van het pandje?” vroeg de tweede man. “Zie hier de kroon, omcirkeld en wel.” “Tja je zult wel gelijk hebben, hoe zit het met de, je weet wel.” “Wordt voor gezorgd, laat dat maar over aan een vrouw. Ik kan nog wel meer dan bij het aanrecht staan.” grinnikte de dame. “Je bent onze hoofdpersonage.” grapte de man met de bolle hoed.

De man met de bolle hoed keek plots in de richting van mij. Ik schrok, want ik was geconcentreerd bezig te puzzelen in hun doolhof. Hij fronste z’n wenkbrauwen en keek weer naar het raam dat naast hem was gesetteld. Ook hij gedroeg zich te opvallend. Ik wist het niet zeker, maar volgens mij zijn het die. Nee dat kan niet. Toch? De debutante dame trok de krant ditmaal nog dichter naar haar toe en keek met haar hoofd naar links en rechts. Ze herhaalde de bewegingen in snelvaart, toen wist ik het, de omcirkeling moest het zijn.

“We zijn niet alleen heren. De man naast me bespiedt ons al een tijd door de ruit.” “Laten we één voor één verkassen.” fluisterde de man met de bolle hoed. “Zo rustig mogelijk, zodat we niet opvallen.” “Goed plan, we bespreken dit op een later tijdstip.” “Zal ik als eerste gaan, we zijn er toch bijna.” “Ik ga als allereerste heren, ga naar het damescloset om de neus te poederen.”

De conducteur kwam aangelopen om een signaal te geven bij de intercom en riep de halte op van eindbestemming Victoria. M’n debutante dame liep op de man af om hem te vragen of hij de krant wilde weggooien. Fout nummer één, dacht ik bij mezelf. Eureka, dit is mijn kans, ik wachtte tot de heren ook zouden opstaan. De man met de bolle hoed, die deed alsof hij constant naar buiten keek, liep als tweede weg naar de deuren. Een minuut later stond de derde man op met zijn houten koffertje. Het koffertje geraakte in noodweer open en ik kwam ter plaatse om de papieren behulpzaam te verzamelen. Door de snelheid van de trein waren alle papieren van de mijnheer verslingerd door de hele coupé. Ik raapte zo snel als ik kon enkele bij elkaar. De mijnheer begon zelf ook met het papier te vechten. Het leek wel alsof het zijn hele hebben en houwen was.

“Alstublieft mijnheer, uw papieren.” “Ja dank u wel.” bromde de man. “Als u mij nou wilt excuseren.”

De mijnheer leek enorm gehaast alsof de wind zijn snelheid gaf en de trein hem liet glijden over de baan. In ieder geval wist ik het mysterie te ontfutselen. Dankzij de laatste aanwijzingen, was ik mezelf er van bewust dat de heren en dame geen gewone mensen waren of vreemden van elkaar. Zij kenden elkaar en waren bezig met de bekokstoving van het jaar. Het was tijd om uit te stappen, de conducteur gaf aan dat onze eindbestemming was bereikt en dat we konden overstappen.

“Zou ik die ochtendkrant van u mogen, ik lees nog al graag ziet u.” “Natuurlijk meneer.” antwoordde de conducteur. “Fijne reis nog verder, tot ziens.”

De frisse lucht rook naar den, en gaf een lichte briesje. Heerlijk, eindelijk, wat een verademing na zo’n lange reis.

Voor mij, zag ik het drietal geniepig afscheid van elkaar nemen. Het was hectisch, maar kon het nog meepikken. Ze lieten de debutante dame alleen. Ik liep op de dame af, en tikte op haar schouder.

“Mevrouw u staat onder.” “Pardon, ik sta onder wat?” “Nee niets, uw hoed waaide er bijna af.”

“Ik weet wie u bent, houdt u zich niet voor als een domme. Over mijn lijk dat ik een smies mij laat pakken.”

De debutante dame duwde de man uit verdediging, hij verloor zijn evenwicht en viel van het perron. Er kwam een trein in aantocht. Het was kiezen of delen op dat moment. Ik belandde op de baan en wist mezelf net op tijd te redden van een tragedie. Niemand zag me, niemand wist dat ik daar was, door de menigte zag ieders mij als een geest. Het had finaal kunnen aflopen, maar dat werd het niet. Stond voor een keuze die ik tegen het einde al doorhakte. Niet de goede, want anders zat ik aan de overkant, net als jij.

“Zo zie je zoon, ook papa maakt fouten.”

Standaard

Cruciaal

De kruistocht geworven is de kelk der heiligen.

De kruistocht geworven is de kelk der heiligen.

Het schuifluikje ging open, gespannen staarde bisschop Antoine naar zijn vestzak-horloge. Hij had na deze laatste biecht een mis die hij niet mocht missen. Antoine was een man die altijd van principes hield, te laat komen paste niet in zijn vocabulaire.

“Bent u Monseigneur König?” vroeg de man. “Ik heb belangrijk informatie voor Monseigneur Antoine König. Het heeft betrekking met hem en zijn kerk. Dit moet hij weten!”

De bisschop staarde naar het gaas om te kijken met wie hij te maken had. Hij kreeg maar geen indruk. Wat hij wel doorhad was dat het overduidelijk ging om een Britse man. Antoine hield het vestzak-horloge ditmaal steviger en kneep er zo hard in dat het glas brak. Tot zijn verbazing liet hij het horloge vallen op de grond. De wijzerplaat viel er uit, maar ook een merkwaardig klein papiertje kwam er uitgerold. Hij raapte het papiertje op, en keek er grondig naar. Er stond iets in geschreven waar de bisschop zijn vingers niet aan kon winden. Niets was wat het leek.

“Heeft u een klein momentje.” kuchte de bisschop. “Ja daar spreekt u mee, sorry voor het intermezzo, maar mijn horloge viel op de grond.” De bisschop hapte naar lucht en ademde in en uit. Zijn voorhoofd leek te zweten. “Hij is me dierbaar weet u, het is een erfstuk geweest van mijn vader. Ik waak er dag en nacht op, zoals een adelaar die loert naar zijn prooi, hij is me zo kostbaar. U wilde informatie delen over mezelf en m’n kerk?”

Er viel een stilte in de biechtstoel en de betovering van wierook was intens aanwezig. Toen werd het luikje weer dichtgedaan. Sterke voetstappen waren overduidelijk hoorbaar. De bisschop keek angstig geschokt, alsof hij wist dat dit zou gebeuren.

Standaard

CHR, Zwendelaar

Het gevoel van gevangenschap is de eeuwigheid der zelve.

Het gevoel van gevangenschap is de eeuwigheid der zelve.

“Dit zal mijn laatste meesterwerk zijn Marie, voor ik met pensioen ga.” “Ik wist het Christiaan, zag het aan je gezicht, je houding, je onuitstaanbare brommerigheid van de afgelopen dagen.” “Je weet dat ik je altijd doorheb schat, daarom hou ik van je. Zelfs van je botte opmerkingen en de donkere richels die om ons heen staan zijn dan te vermijden, dat weet je. Ons eerste kindje, de levensstijl die we nu hebben is toch alles waar we ooit van droomden? Waarom in hemelsnaam Christiaan?”

De reeds onbezonnen leidingen knapten, ik kreeg neigingen, m’n handen kriebelden, maar besloot het vandaag niet te doen. Iedere keer waren de verschijnselen hetzelfde en in mijn hoofd zweefden de echo’s in ‘t rond. Wat doe je eraan als alles meezit.

“We hebben er genoeg aan verdiend Marie, het is nou de tijd om er mee te stoppen. Ik wil niet meer leven in angst, want iedere dag schiet het weer door m’n hoofd. Wat als? Het maakt van mij een man die de hielen een verpluimde verzilvering vindt en dat kan ik niet meer. Daar wil ik van af. Simpelweg wat ik er mee wil zeggen is dat ik er niet mee door zal gaan totdat ik sterf. Een geheim tot aan het graf Marie, kom op, je kent me dan wie dan ook.”

Met pistolen op mijn borst gedrukt voelde ik dat er geen uitweg was. Ik moest een hereniging maken met mezelf, dat kan alleen op deze manier. Het kan niet anders.

“Ik snap je Chris.” fluisterde Marie in het oor. “Sta honderd procent achter je, want ik kan ook niet meer op deze manier leven.”

De linkerhand van Marie klemde zich vast aan het been van Christiaan en de rechterarm ging langzaam om de schouders heen.

“Kijk naar ons atelier Chris, we hebben toch goede schilderijen afgeleverd aan onze cliënten. Dat is het allerbelangrijkst. Niemand heeft ons ooit in zijn smiezen gehad. Anders zaten wij hier niet op deze bank. We kunnen met een gerust hart stoppen. Wat is je laatste meesterwerk schat?”

“Ik wil jou als mijn muze Marie.” antwoordde Christiaan. “Het laatste meesterwerk zal jij zijn Marie, ik heb je nog nooit geschilderd en voor mijn laatste keer wil ik dat jij het bent. Blijf zitten op de bank.” “Wat ga je doen, Chris?” vroeg Marie. “Blijf nou zitten, je zult het allemaal begrijpen.”

Christiaan liep naar de platenspeler toe en zette zijn LP van Chopin in de grammofoon. Het geluid was weergaloos, precies zoals hij het altijd nam. Vervolgens ging hij achter zijn lege doek staan met een schilderskwast in zijn hand. Hij zette zijn baret recht, want die lag scheef en dat kon niet. Met de borst vooruit gaf hij zijn eenrichtingsverkeer aan. Hij wenkte naar Marie om meer naar links te gaan zitten. Marie hoorde geluiden en krassen van achter het doek en Christiaan leek zichzelf niet meer. De man waar Marie ooit van gehouden had lag in een snelvaart verkreupeld op de grond. Ze rende erop af, gilde immens en knielde op de vloer. Marie begon haar man’s polsen te voelen en wilde het niet weten voor haarzelf. Het was overduidelijk, maar haar instinct vertelde Marie, het zeker te weten.

De kreuning begaf zich in de krakende stem van Marie en haar tranen raakten aan wal.

Ze schreeuwde een noodkreet uit. Een soort s.o.s.-taal dat alleen zij en Chris ooit begrepen.

Het rood kroop onder de jeans van Marie en walmde om haar atmosfeer.

“Nee, Christiaan, waarom!!!”

Standaard

Sjeik Haddan

16647032882_02d079beba_o

De teistering rondom het paleis was erger dan ooit. Sirenes loeiden vanuit de hof-kamers tot aan het verre uitzicht. Van snijden tot incisies ging het vaak in een rappe vaart naar de horizon. Niets of niemand kon dit ooit tegenhouden, het gebeurde zowaar iedere dag, over en over. Zelfs de bevolking rondom het dorp durfde nooit wat te zeggen of vragen, want je moest de Sjeik maar tegenspreken. Je kon dan een maand geen voedsel of drank ontvangen, gezien de Sjeik alles beheerde binnen het dorp. Vaak escaleerde alles gigantisch en waren bloederige uitspattingen gevolgen van dien.

“Uwe majesteit, kan ik u nog van dienst zijn?” vroeg de dienaar. “Wilt u nog een versnapering, wellicht een kopje thee voor u aan uw middag-tukje begint?”

De dienaar stond pal tegenover de Sjeik, en hoorde hem mompelen over iets intens. Hij besloot snel een buiging te maken voor hem, want als dat niet gebeurde, dan zwaaide het er om.

“Sta op, trouwe dienaar, je loyaliteit en je gehoorzaamheid naar mijn wensen zijn gehoord. Breng me liever een kopje thee, hup, snel een beetje.”

“Ja uwe hoogheid, wat u wilt mijnheer, komt eraan.”

Als een aan wal geraakte vreemdeling dobberde hij in en om zijn troon. De Sjeik nam na overweging plaats in zijn nederige welvaart, waar hij overigens al sinds dag één zich begaf. Hij keek naar de omlijsting van het doorzichtige raam dat zich vervormde als hij duizelig werd. Hij leunde maar met zijn arm tegen de leuning aan en keek opperend om zich heen. Het leek alsof hij bezweek onder de druk dat op zijn schouders lag. Zijn ogen werden zo groot als die van een panter, en de grijns verborg een meedogenloze man gevangen in een web, dat bestuurd werd door de ethiek.

“Uw thee majesteit. Drink maar snel, dan kunt u gaan slapen. Zal ik uw kussens opkloppen, dan zit u comfortabeler.”

“Dank je, nederige dienaar, je kunt gaan. “

De Sjeik nam een slok van het tafereel naast hem en aan zijn gezicht kon je zien dat het sprokkelde naar een lijkbleke kleuring. Zijn vergiffenis gaf zich over in elke slok dat hij nam en zijn ogen benauwden zich aan de dampende hitte van de thee.

“Slaap zacht in het hiernamaals.” werd er gefluisterd. “Slaap lekker. Niet slecht voor een man met negen levens.”

Standaard