Meneer Rico is uit! En jij kunt nu alles lezen over de gesjeesde theologiestudent François, het eendags-slagersmeisje Rika, de beide meneren Gustav en nog veel meer personen die de raadselen van de estiatografie proberen te doorgronden.
Klik hier voor meer informatie en lees alles over hoe je mijn boek bij je thuis bezorgd kunt krijgen.
Ik zal het zelfs voor je signeren, als je dat wilt. Of niet, als je dat beter lijkt.
Ze deden een bordspel, de twee die ik bedacht had moeder en zoon te zijn – maar ik kan me natuurlijk vergissen. Ik kende het spel vaag: er waren bordjes met afbeeldingen van mensen waarvan je, door de juiste vragen te stellen, de door je tegenstander aangewezene moest zien te raden.
De zoon – als hij dat tenminste was – kende de regels minder.
“Is het een man of een vrouw?” vroeg hij.
De moeder schudde haar hoofd.
“Het moet een ja-of-nee-vraag zijn,” hielp ze, “en als het ja is, mag je verder.”
“O ja,” zei de zoon.
De moeder keek.
“Nou?” drong ze aan.
“O ja,” zei de zoon. Hij dacht na, zo leek het. “Is het een vrouw?” ging hij.
“Ja,” zei de moeder.
Er gebeurde daarna niet veel.
“Nu mogen alle mannen weg,” zuchtte de moeder.
De zoon grinnikte.
“Dat heb ik je nog nooit eerder horen zeggen,” zei hij.
Als de vlinders in je buik afsterven, stuur je vrienden dan gele doodsbrieven. Yoko Ono
Twintig jaar later liep ik met Lief het terras van de strandtent op. Ik had er al eerder willen komen – de uitbater had mij tenslotte van bloggen geleerd.
Misschien is hij er zelf wel, hoopte ik, en kan ik hem verheugen.
Het terras oogde tamelijk leeg. We gingen zitten langs het windscherm. Er kwam meteen iemand op ons af.
“Dit is een tafel voor vier personen,” maande hij. Hij wees naar achteren. “Daar is er nog eentje voor twee. Wilt u misschien daar zitten?” Hij maakte er nog een grapje bij. “Het uitzicht is in elk geval hetzelfde.”
Lief en ik keken elkaar aan.
“Ik geloof dat we beter even verder kijken,” zei ik.
Misschien was ik ontdaan, misschien teleurgesteld – ik weet het werkelijk waar niet meer.
“Woorden gedijen beter dan herinneringen,” mijmerde ik even later hardop.
Lief omarmde me grinnikend.
“Daarom moet jij ook maar blijven schrijven.” zei hij.
Het leven is een raadselachtige cirkel waarvan de omtrek zich overal bevindt en het middelpunt nergens. Emile Malespine
“Kom,” trok hij aan de riem toen de man de hellingbaan verkoos boven de naastgelegen betonnen treden. De hond – een energieke spring-in-het-veld – volgde gehoorzaam maar ongecontroleerd. De paar meter die ze moesten overbruggen naar het terrastafeltje werden begeleid door een reeks naar het scheen willekeurige correcties. Uiteindelijk kwamen ze te zitten.
“Ik ben met hem naar het strand geweest,” begon hij tegen de aangrenzende gasten. Die knikten beleefd om vooral verder te gaan met hun gesprek.
“Ik had hem losgelaten,” voorkwam hij dat, “waarna hij op iedereen afrende om mee te spelen.” Hij schudde zijn hoofd. “Hij is een echte jonge hond.”
De beleefde glimlach naast hem zag hij verder niet. In plaats rukte hij aan de lijn.
“Dat dus nooit meer,” zei hij. “Straks gaat hij nog denken dat het leven een lolletje is.”
Met het leven is het net zoals met een maaltijd. We geloven steeds dat het beste nog komen moet. Elia Barceló
“Sjonge, waar staat dat nou?”
De man was gewend om biertjes in te schenken, maar moest nu ook de bestellingen voor de cafetaria opnemen. De vrouw aan de andere kant van de bar wilde het speciale campingmenu. Met de bril aan het koordje op zijn neus tuurde hij naar het kassascherm.
“Ah,” zei hij, “daar staat het. En wilt u dan met frikandel, kaassnack, nuggets of kroket?”
“Nuggets,” zei de vrouw, die daarmee klonk alsof ze het vaker had gekozen. “En alstublieft.” Ze legde een waardebon op de toog. De man schoof zijn bril naar de punt van zijn neus en bekeek het papier van voor en achter.
“Dat is een waardebon,” zuchtte hij. De vrouw zei niks. De man draaide zich terug naar de kassa en drukte een toets in. “Kan ik alles weer opnieuw doen.”
“En mag ik dan ook twee rode slush puppies?” vroeg de vrouw erachteraan.
herinnering is net een maniak aan de telefoon die maar niet ophoudt met bellen Arnon Grunberg
Ze had nog een antenne op haar dak gehad en een buizen-toestel als dat mogelijk was geweest. Nu had ze dan toch kabel. Alleen kabel. En alleen de belangrijkste zenders op haar tv.
“Maar ik kan niet pauzeren ofzo,” zei ze. “En streamen doe ik ook al niet. Ik huur wel een dvd’tje, als dat nodig is.”
Ze dacht even na.
“Wacht eens,” knikte ze, “ik heb ook telefoon. Een vaste lijn. Die kwam cadeau bij de kabel.”
De ernst waarmee ze keek liet me bijna lachen. Ze keek me verbaasd terug aan waardoor ik moest blozen.
“Een vaste lijn?” overschutterde ik ons, “Waarom heb je in deze tijd nog een vaste lijn?”
Ze haalde haar schouders op. Ze kon zonder moeite over mijn opgeworpen schaduw stappen.
“Nou gewoon,” zei ze, “alleen mijn schoonfamilie heeft dat nummer, dus als die overgaat weet ik dat ik niet hoef op te nemen.”
Er zijn sommige dingen die ik opschrijf en die ik niet hardop zou durven zeggen. Paul Léautaud
“Voor wie mag het zijn?”
Ik mocht signeren. In elk boek dat ik aangereikt kreeg probeerde ik iets persoonlijks te schrijven. Maar meestal bleef het bij een vluchtige variatie op het voorgaande, als de tijd ontoereikend leek. Ik keek op naar de lezer.
De man die voor mij aan het tafeltje stond en mijn boek had gekocht leek bekend. Hij glimlachte ook als een bekende. Maar dan waren er veel in die klasse in te delen, die dag, zo had ik gemerkt.
“Voor mij, natuurlijk,” zei de man.
Ik glimlachte terug.
“Maar natuurlijk,” antwoordde ik. Intussen rolde ik gejaagd door mijn geheugen, om me te herinneren waar ik hem van kende en vooral: hoe hij heette.
Ik pakte mijn pen.
“Hij is leeg,” zei ik, “wacht even.”
Ik liep naar opzij waar Lief stond die iedereen wist, intussen wakend dat mijn glimlach niet verdween.
Wie werkelijk bemint is niet de aansteker van het vuur, maar de hoeder ervan. Carlos Fisas
Voordat ik ze voorbij liep dacht ik al dat ze vader en dochter zouden kunnen zijn. Om zeker te wezen, bleef ik even voor ze lopen, zodat ik ze kon horen. Ik ben een luisteraar, zoals je weet, een afhoorder, zo je wilt – het maakt mij niet zoveel uit.
Hoewel de vader niet echt iets zei, moest hij vast grijnzen achter mijn rug, terwijl zijn dochter over haar school begon te vertellen.
“Dan heb je Jelle,” zei ze, “en Pelle en Daniël die rookt – die noemen we Van Nelle.”
De stem van het meisje was heel serieus. Zelfs nog daarna.
“Die Jelle is een felle en Pelle niet zo’n snelle,” vervolgde ze strak. In de stilte die erop volgde bereidde ze haar slotzin voor.
“Met Van Nelle is niks mis,” zei ze, “maar die heet dan ook Daniël.”
Een man verandert liever het uitzicht van de wereld, dan zijn eigen gewoonten. Eleonora Duse
Het was bijna misgegaan, maar ik reageerde nog net op tijd, maar zeer beslist.
“Nee,” stelde ik, met dat ik mijn handen omhoog stak ten teken van volledige overgave, “wat mij betreft nooit meer drie.”
Het gebaar was weliswaar van een tegengestelde stelligheid, maar niettemin kwam de boodschap over. De aangesprokene reageerde verbaasd, zij het onverweerd. Traag knikte ze bij het neerlaten van haar armen.
“Nooit meer drie,” herhaalde ze.
Op dat moment realiseerde ik me dat ik het zou moeten zijn die verbaasd had te wezen. Twee jaar lang had ieder die het zeggen kon verteld dat de drietrapszoen passé was en – de hemel zij dank! – nooit meer terug zou komen. En nu, bij de eerste de beste gelegenheid dreigde alles voor niets te zijn geweest. Virgillius zou er zijn huiver van hebben gesproken.
Toch glimlachte ik.
“Nooit meer drie,” zei ik.
Uiteindelijk zou het goede overwinnen, vertrouwde ik.