Fantoom

De tijd vliegt, de dood dringt, de doodsklokken luiden, de hemel nodigt uit,
De hel dreigt. Edward Young

Hij was ook jong. Hij was ook jong en ook klein. Jong en klein en hoorde ook niet hier. Hij was hem precies.

Hij sprak zijn Engels net als hij en ik herkende de lach die hij voor zich hield. Zijn haren waren geschaafde krullen van ebben en zijn ogen daaronder net zo donker, net zo glanzend – maar ook even dof en afhoudend, als het geheim daarachter, waar ik niks mee te maken had, nog niet, tenminste – en de gedachte aan wat het was en wat het zou kunnen zijn, liet me ijzen.

Hij was het. Hij zou hem zo kunnen zijn.

Ik wilde het zeggen, ik moest hem manen – maar wat kon ik zeggen? Wat moest ik doen?

Hij zou me niet geloven. Waarom zou hij ook? Als ik mezelf niet kon vermoeden. Wat moest ik dan?

‘Een fijne dag,’ wenste ik maar. Hij keerde daarop en ik restte.

Standaard

Tot de dood

Geef niet teveel onbeperkte macht in de handen van de echtgenoten.
Denk eraan, alle mannen worden tirannen als ze kunnen. Abigail Adams

Uit haar beursje haalde ze een fotootje – zo groot als een postzegel. Het was een trouwfoto van lang geleden.

‘Vijfenvijftig jaar,’ zei ze, ‘op de dag af vandaag.’

Ze moest er wat over kwijt.

‘Het was geen mooie dag. Het was een moetje en zo ging dat dan in die tijd.’

Het plaatje schoof door haar vingers.

‘Toen had hij nog een bos haar,’ zei ze. Het klonk eerder wrang dan vertederd.

‘Dat hij zoveel ruzie maakt, kan ik nog wel velen,’ zei ze, ‘maar dat geschreeuw! Ik zeg wel eens: Schreeuw toch niet zo. Zo ben ik, zegt hij dan.’

Al die tijd had ze de glans van het fotootje in haar handen gewreven.

‘Ze zeggen wel eens dat ik van hem weg moet gaan. Maar hoe kan dat nou? Ik heb twee katten.’

Ze stopte het fotootje terug.

‘Daar houd ik meer van dan van hem,’ zei ze.

Standaard

Bespreking

Mensen die in het leven omhoog willen klimmen, moeten vooral goed kunnen kruipen. C. Buddingh’

Aan zijn badge te zien werkte de jongen op het kantoor. Aan diens collega te horen was hij een tijd niet aanwezig geweest.

‘Wat leuk je weer terug te zien,’ zei ze namelijk, toen ze hem op de gang tegenkwam. ‘Ben je volgende week ook bij de bespreking?’

De jongen drukte zijn wenkbrauwen.

‘Bespreking?’ deed hij.

‘O jeetje,’ zei de collega, ‘heb je dan geen uitnodiging gehad?’

De jongen vertwijfelde.

‘Uitnodiging?’ zei hij, ‘waarvoor?’

Nu keek de collega moeilijk.

‘Ai,’ constateerde ze met de lippen samengetrokken, ‘je hebt dus niks gehoord?’

‘Ik ben ziek geweest,’ verweerde de jongen zich bijna wanhopig.

De collega legde haar hand op diens schouder.

‘Dat kan echt niet hoor,’ vond ze, ‘je moet wel naar besprekingen gaan. Anders kun je een promotie wel vergeten.’

Nu keek de jongen helemaal verloren. De collega glimlachte welwillend.

‘Ik zorg wel dat je een uitnodiging krijgt,’ knikte ze minzaam.

Standaard

Verast

Wanneer een boom des winters zijn bladeren niet verloor, zou hij in de lente niet opnieuw kunnen ontluiken. C. Buddingh’

Misschien dat ik hem eerst maar eens moet beschrijven, de tas: hij was van grijs vilt of in elk geval dan toch viltig te noemen met grof gestikte naden en hengsels die onwaarneembaar eraan leken vastgemaakt.

‘Is dit een modern stijlontwerp?’ vroeg ik. De man keek naar de tas, alsof hij hem nu voor het eerst als een kunstobject zag.

‘Nee hoor,’ zei hij dan, ’tenminste niet dat ik weet.’

Hij pakte hem aan het hecht en hield het voorwerp omhoog.

‘Mijn buurvrouw zat hier in,’ zei hij. Hij keek er peinzend naar. ‘Haar urn, tenminste.’

Dan liet hij zijn hand zakken. Hij keek me aan.

Daar zat ze dus in,’ verduidelijkte hij, voordat ik hem verkeerd begreep. ‘In die urn. Haar as dan. Na de crematie.’

Ik knikte. Ik begreep het.

Hij keek nog eens naar de tas.

‘Maar nu je het zegt,’ zei hij, ‘evengoed een mooi ontwerp.’

Standaard

Sloop

Gescheten is niet geschilderd. Heinrich Heine

‘Alles is gesloopt – het is één grote ruïne. Onvoorstelbaar dat daar over een paar weken een nieuwe keuken moet staan.’

De man hield zijn hoofd scheef, alsof hij wilde beklemtonen dat hij de hele verbouwing nauwlettend in de smiezen hield. De drie anderen bekeken hem met een mengeling van verveling en geforceerde interesse.

‘Tja,’ zei de andere man met een voorzichtig hoorbare optie om er meer op te laten volgen, waar hij bij nader inzien toch vanaf zag, misschien door de verwachtingen waarmee men hem bekeek.

‘Het moet eerst slechter worden voordat het beter wordt,’ gemeenplaatste de vrouw aan zijn zijde vlak, terwijl ze tersluiks de schilderijen aan de wanden van de kleine museumruimte bezag. Vanzelf volgden de anderen haar blik. Iemand zuchtte.

‘Zullen we verder gaan?’ zei een ander na een wijl, ‘Het is hier best benauwd.’

Nietszeggend verlieten ze het zaaltje, dat ineens veel meer lucht leek gekregen.

Standaard

At This Time

Het probleem in een dorp is dat je nergens heen kan gaan. Burt Bacharach

Het was me dodelijk maar dierbaar droef, toen een meisje – bijna een vrouw, weliswaar, maar te jong, meende ik, om te onthullen wat er werkelijk aan me schortte – me vroeg wat er loos was. Voor haar scheen ik het licht op één van mijn krochten.

‘De componist is dood,’ zei ik. Het klonk, zelfs voor mijn doen, tamelijk lomp en plompverloren, dus ik haastte me de getrokken spanning te verlossen. ‘Maar jij kent hem toch niet,’ stelde ik, uitgaande van haar jeugd. ‘Hij was al oud,’ zei ik, ‘al vierennegentig.’

Dat laatste had ze niet gehoord.

‘Dood?’ herhaalde ze. Ze was geschrokken – dat kon ik zien. ‘Maar, ik heb net nog naar hem geluisterd.’ En er rolde een lijst van zijn meest bekende hits uit haar mond. Het raakte me.

‘Jeetje,’ slikte ik, waarna de woorden wel verloren leken.

Het meisje schudde.

‘Soms hoef je niks te zeggen,’ zei ze.

Standaard

Stabiel

Normaal is wat de kudde doet. Marc Fontenel

Ik moest aan het sterven zijn – zoals ik mijn leven scande, van geboorte tot aan nu, en dan de vaart waarmee dat gebeurde: dat moest wel zijn alsof ik doodging.

Maar dat was het niet, natuurlijk, anders had ik dit niet kunnen schrijven. En als het dan geen overlijden was, dan moest het haast toch wel verwarring zijn, waarmee ik de archieven van mijn dagen afzocht, verhopend dat ik een aanleiding kon bedenken voor dat wat zij had gezegd.

We hadden het over mensen gehad, zij en ik, die vandaag aan de dag steeds vaker geestelijk bekneld raken.

‘Daar hoef ik met jou niet bang voor te zijn,’ zei ze, waarna ik van mijn stuk belandde. Ze herhaalde het. ‘Toch?’ zei ze, ‘Jij bent zo stabiel.’

Ik had geen idee waar dat vandaan kwam en vandaar dus die speurtocht door mijn vroeger.

‘Ik zal het mijn psycholoog vertellen,’ zei ik.

Standaard

Geluksdag

De mensen hebben gemeen dat ze elkaar ontmoeten op het punt waar de politiek hen uit elkaar drijft. Serge Losique

‘Het is je geluksdag’, zei ik nog, toen de jongen bij me kwam omdat hij wat wilde afdrukken. Geluksdag! Ik zou zo mijn tong er afbijten, wanneer dat iets had uitgemaakt. Maar hij zei niks of liet niets merken in elk geval en deed alsof hij blij was met mijn aanbod van een gratis abonnement.

Dus toen zijn gegevens genoteerd waren en zijn pasje overhandigd en de printopdracht gegeven, liep ik naar achteren om de A4’tjes op te halen.

Ik denk dat ik ontdaan terugkwam. Zo voelde dat tenminste met terugwerkende kracht.

Allereerst zei ik sorry. Sorry dat ik had gezien wat uit de printer was gekomen. Dat was niet mijn bedoeling geweest, zei ik. Dat ik zou zien wat hij had afgedrukt.

Het was een brief van de IND geweest, namelijk, met de bescheiden voor zijn vlucht. De volgende dag zou hij worden uitgezet.

‘Mijn geluksdag,’ herhaalde hij.

Standaard

Ongeduld

Maak van jezelf geen muis of de kat zal je opeten. A.B. Cheales

Omdat het rond de jaarwisseling was, kwam het gesprek op de zorgverzekering. Hij begon te grinniken en legde meteen maar uit waarom.

“Je weet toch dat ik een coffeeshop heb gehad?” veronderstelde hij. “Dat was zo typisch toen, weet je wel,” ging hij verder, “dat er van alles verboden was, maar toch werd gedoogd. Zo ging dat in die tijd. Oogjes dicht en snaveltjes toe.”

Hij knikte met een grijns.

“Maar het ziekenfonds deed daar niet aan mee. Net als prostituees weigerden ze mensen als ik. Dus vroeg ik maar een uitkering aan. Voor de verzekering. Maar ja, dat was natuurlijk weer niet volgens de regels van de soos.”

Dat de bulderlach zo zou openbarsten was een kwestie van geduld.

“De jongens van de narcotica zijn never nooit bij mij geweest, maar de sociale recherche stond meteen op de stoep.”

Hij smoorde langzaam.

“Ja, nu lach je erom,” zuchtte hij.

Standaard

Als alles goed gaat

Ik vind Nederland te vol met mensen die Nederland te vol vinden. Gerrit Komrij

Hij zei dat hij me kende en misschien dat hij daarom zo vertrouwelijk was. Want dat hij een vriendje had was niet iets dat zomaar gezegd kon worden in het Syrië waar hij vandaan kwam en waar zijn liefde nog steeds was.

Ze waren al drie jaar een stel.

Hij liet me foto’s van hem zien. Hij had ze niet zomaar afgedrukt.

‘Ik stuur ze allemaal naar de IND,’ zei hij, ‘alles wat ik heb: foto’s, appjes, mails – noem maar op. Ze willen bewijs dat we een koppel zijn.’

Hij keek naar de jongen naast hem op een bed, met diens arm om hem heen geslagen. Zijn stem werd zachter.

‘Ze hebben me verteld dat het nog wel zeker een half jaar kan duren voordat hij hierheen mag komen,’ fluisterde hij.

‘Als alles goed gaat,’ zei hij.

Hij stopte de foto’s in een envelop.

‘Als alles goed gaat,’ herhaalde hij.

Standaard