Busje komt zo

station
Ik houd hartstochtelijk veel van de grote stad. Daarom kan ik er soms zo slecht tegen. Cees Nooteboom (1933)

“Wanneer is ’t gebeurd?” vroeg de balie-agente.

“Afgelopen zaterdag.” zeiden we. ’t Blauwe dopje schudde d’r hoofd.

“In ’t weekend doen we niks.” zei ze. “Je moet bij de gemeente zijn.” En ze vertelde hoe we daar onze fietsen weer terug zouden kunnen krijgen.

“Verdorie.” zei ik. “Alleen op dinsdag en donderdag tussen negen en elf. Dan moet ik werken.”

“Ik ga wel.” zei Brrrr. Twee dagen later belde ie me ’s ochtends op.

“Ik ben in ’t fietsdepot.” zeidie.

“En?” vroeg ik.

“D’r is hier ’n heel aardige politieman die mee heeft helpen zoeken, maar ze zijn d’r niet.”

“Ze zijn d’r niet?”

“Nope.” zei Brrrr. “Volgens de politieman struinen d’r ’s nachts busjes naar fietsen als die van ons.”

“Ze zijn gestolen?”

[Zoiets noemt zichzelf ’n stedeling: verbijsterd door fietsdiefstal.]

Standaard

2 gedachten over “Busje komt zo

Laat een reactie achter bij peerReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.