|
Ik wapperde wat doelloos met m’n ov-chipkaart.
“Kan ik hier niet inchecken?” keek ik rond. De chauffeur scheurde ’n plaatsbewijs af.
“Nee.” zeidie. “Dat kan nog niet in ’n buurtbus. Eén tachtig, alsjeblieft.” Ik stopte m’n pasje weg en betaalde.
“Sinds m’n arbeidsongeschiktheid rijd ik wekelijks twee dagdelen.” vertelde de chauffeur terwijl ie wegreed. “Kom ik toch nog onder de mensen. Kijk maar.” Hij telde de streepjes op ’n kaart. “Negenendertig, veertig — eenenveertig passagiers in de laatste vier ritten.”
“Zo.” zei ik. We stopten bij de volgende halte. ’n Oudere dame stapte in.
“Ik ben zo blij met deze bus.” zei ze spontaan.
“De meeste mensen.” zei de chauffeur. “Kijk maar.” Hij wees weer naar de kaart. “Negenendertig, veertig — eenenveertig passagiers in de laatste vier ritten.”
[“Zo.” bewonderde de oudere dame. De chauffeur glunderde.]
Hij vergat door te tellen … 42 toch?
{Mowl: ergens was d’r ’n streepje gemist, denk ik.}
Ik zie dat je je plek helemaal gevonden hebt: fiets met hulpmotortje, buurtbejaardenbus…
{Mowl: je vergeet de steunkous.}
Kijk maar uit dat het kabinet dit niet leest. Wordt wegens té sociaal onmiddellijk wegbezuinigd. Is vast ook een linkse hobby.
{Mowl: zou ’t nog goed komen met dit land, denk je?}