Solo

Je moet elke dag dronken zijn. Het maakt niet uit of het van de wijn, de liefde of de kunst is. Charles Baudelaire

“Niet kijken!” waarschuwde ik, maar ze had haar hoofd al gedraaid.

“Bedoel je hem?” vroeg ze, teruggekeerd. Ik knikte.

“Hij zit daar nu al een eeuwigheid met een glas rode wijn en een bakje frieten. O wacht, daar komt de tweede.” De serveerster bracht de man een nieuw glas.

“Hij is alleen,” veronderstelde mijn tafelgenote.

“En eenzaam,” bejade ik het vermoeden. “Eenzaam aan een tafeltje met enkel de wijn en een portie patatten. Zo sneu.”

“Praat hij ook nog met iemand?” wilde de tafelgenote weten. Ik schudde mijn hoofd.

“Niemand,” verklaarde ik, “maar hij heeft nu wel zijn telefoon gepakt.”

“Misschien kent hij dan toch mensen,” bedacht de tafelgenote. Ik keek bedenkelijk.

“Maar hier is hij omringd door niemand,” zei ik, “hier is hij alleen. Tussen allen en zonder iemand.”

De tafelgenote zuchtte.

“Echt een schrijver,” vond ze, “je maakt er zoiets romantisch van.”

Ik glimlachte.

“Ach ja,” zei ik.

Standaard