Tante bakte drie-in-de-pan met rozijntjes. En ook stond d’r nog de erwtensoep van gisteren. Ik moest proeven.
“Lekker, tante.” zei ik toen ik ’t bordje van de flensjes naar ’t aanrecht bracht. Tante haalde ’n lepel uit de snert.
“Hier.” zei ze. Ik bracht ’m naar m’n mond.
“Hij is nog koud.” ontdekte ik.
“Natuurlijk.” zei Tante. “Ik heb ’m ook nog niet opstaan.”
[Da’s logisch, natuurlijk. Ik zou toch beter moeten weten. Om soep warm te maken moet ie eerst opstaan. Natuurlijk.]
Erwtensoep van gisteren is altijd het lekkerst. Warm dan.
{Mowl: bij voorkeur.}
Ik lust geen snert:-)
{Mowl: werkelijk niet?}
Het is eeuwen geleden dat ik nog eens echt heerlijke Hollandse snertsoep heb gegeten. Mijn schoonmoeder kon die heerlijk klaarmaken met gigantische stukken spek en worst in. yumm
{Mowl: gekookt spek? Jakkes.}
Natuurlijk niet. De spek bak je en doe je op het laatste moment in de soep. Duh.
{Mowl: toch wel. Voorbeeld.}
die poes in de vensterbank is die warm? of moet die daarvoor eerst opstaan?
met zo’n tante kan je alles verwachten!
{Mowl: zeg, da’s onze Pim hoor! En onze poes is altoos warm!}
Jullie PIM!
wat voor merk kat is dat? zie een langhaar, minimaal een halflanghaar geloof ik!
{Mowl: Pim is ’n mislukte Noorse boskat.}
Kijk. Die van ons zijn gelukkig GELUKT.
{Mowl: fijn voor jullie.}
Jij dacht dat erwetensoep van nature warm was?
{Mowl: niet?}