|
“O fijn, je bent d’r nog!” bracht ik uit toen ik thuiskwam. Ik was die ochtend door m’n schoonvader opgehaald voor ’n klusje aan z’n computer en daarna weer fluks thuisgebracht. Nog net op tijd — want Brrrr stond op ’t punt naar z’n werk te gaan.
“Ja.” zeidie, “Ik ben d’r nog, maar ik wou da’k al weg was.” Die opmerking kwam als ’n onaangename verrassing.
“Hè?” zei ik.
“Jazeker.” zei Brrrr. “Nu jij d’r weer bent heb ik geen zin meer om te gaan.”
[Schattig hè? Gelukkig maar dat ie kort daarop naar z’n werk moest, anders was ’t nog erg klef geworden.]
Wat een schattig stel zijn jullie toch.
{Mowl: grappig, dat vinden wij dus ook.}
mooi klef is niet lelijk
{Mowl: die zin klopt ook als je klef weghaalt. Grappig, hè?}
Heel lieve reactie eigenlijk
{Mowl: jawel, toch?}
Ik zal die tekst ook een keer bij Anton gebruiken. Kijken of hij hem vat…
{Mowl: wat vat?}
De tekst. Begrijpt.
{Mowl: ik plaagde maar wat.}
Is klef. Maar klef moet. Klef doet je goed!
{Mowl: met mate dan toch.}
Moet je opletten: kom je er vanavond achter dat ie iets van je nodig heeft… vast! 😉
{Mowl: o, wat denk je slecht van m’n vent. Ken je ’m soms?}
Nee, is niet klef… is lief!
{Mowl: klef lief dan.}