|
Vlakbij ’t eindstation werd ’t kind omhoog getild.
“Wanneer de trein straks stilstaat mag jij op ’t knopje drukken.” zei de man, die ik de vader veronderstelde. ’t Kind glom van de verwachte spanning.
Langzaam rolde ’t voertuig tot stand. De vader hief z’n koter nog iets hoger. Met enige moeite wist die op de juiste knop te drukken. De deuren gingen zuchtend open. Trots draaide ’t kind z’n hoofd naar z’n vader, die ’t voorzichtig weer neerzette.
“En wij maar wachten.” morde Brrrr. Ik zei iets — ik weet niet meer wat. Iets meesmuilends, waarschijnlijk.
Maar, m’n hemel, wat had ik graag even dat kind willen wezen.
[De tijd gaat zo snel, hoorde ik de oude mensen vroeger altijd zaniken. Verdomd, ze hadden gelijk — ze hadden zo gelijk.]
Ik zal toch niet net zo worden als ik later groot ben?
{Mowl: zolang je nog negenentwintig bent, zal ’t je niet gebeuren.}
Oef… ik betrapte mij laatst ook al op een gezegde over ‘vroeger’.
{Mowl: ik spreek geen zin meer zonder.}
Mag jij nooit op het knopje drukken? Tilt Brrrr jou nooit op?
{Mowl: altoos.}