|
We hadden ’n familie-etentje. Dat hebben we wel vaker, maar dit keer was ’t anders. We hadden namelijk Moeder ontvoerd.
Begeleid door ’t navigatiesysteem reden we kriskras door de Graafschap. Moeder giste onderwijl waar ons einddoel kon wezen.
“De pannenkoekenboerderij? ’t Schnitzelparadijs? Nee? Ik weet ’t niet meer.”
Tot we Vorden inreden (“Weet je nog dat we hier vroeger altijd gingen eten met de familie?”) en voor ’t restaurant parkeerden (“Bakker? Jongen toch!”). Binnen zat de rest van de familie al te wachten — als grootste verrassing voor Moeder. Vreugdetranen biggelden over d’r wangen.
’t Kost wat, maar dan heb je ook wat.
[Alleen tranen kunnen biggelen. Wij daarentegen bewezen te kunnen eten, drinken en lachen.]
Wat lief!
{Mowl: ’t moet ook niet te vaak gebeuren.}
En schmaakten de schnitzels?
{Mowl: Bakker heeft vooral ’n wildkaart. En ik nam de schnitzel, ja — hoe weet jij dat nou weer?}
Wat lief van jullie. Leuk dat de herinneringen dan boven komen.Ik ken het restaurant niet maar ben wel benieuwd, zal er eens naar googelen.
{Mowl: ze hebben ’n filiaal in de Jordaan.}
Een volgende keer kun je de EO inhuren. Dan komt er een limousine aan te pas, en wordt alle oud zeer in de familie opgerakeld en niet opgelost.
{Mowl: maakt niet uit, zolang ’t eten maar gratis is.}