|
Ziedend belde ik ’t woonzorgcentrum waar Tante woont.
Tante was laat in de avond wakker geworden in de veronderstelling dat ’t ochtend was. Dus lijnde ze de hond aan en ging d’r mee wandelen. Ze struikelde en viel. Daarbij brak de pols. Tegen elf uur werd Moeder gebeld. Zij moest met Tante naar de huisartsenpost. Pas rond half drie ’s nachts was zij thuis.
Ik was woedend.
“Terecht.” zei de dame van ’t woonzorgcentrum. “Dit is niet voor niks ’n woonzorgcentrum. Waar blijven we als d’r geen zorg is?” Ik hoorde haar ’t relaas in d’r computer tikken. “Ik ben blij dat u gebeld heeft. Daar leren we alleen maar van. Dit kan niet. U hoort hier nog van.” Tik-tik-tik deden d’r vingers. Ik viel stil.
[’n Klacht moet op gezonde weerstand stuiten. Wie rekent d’r nou op begrip?]
Als begrijpen overgaat in berusting….
{Mowl: vrees niet.}
Met begrip alleen zijn ze er niet. Nu moet er nog iets veranderen.
{Mowl: dat klopt. Ik hou ze in de gaten.}