|
“Zullen we gansjes voeren?” vroeg de één de ander tussen twee buien in. Dus zo kwam ’t dat we even later in de regen naar ’t park liepen.
“’t Is Open Monumentendag.” wisten we ineens weer. En daarom liepen we maar door naar de stad. Mensen in atletiek-kleren kwamen ons tegemoet gerend.
“O ja, die hardloopwedstrijd is ook vandaag.” knikten we. ’t Begon steeds harder te regenen.
“Ik ga thuis tapas maken.” doorbrak Brrrr de nietserigheid. “We gaan terug.”
“Ik dacht dat je ’t nooit zou zeggen.” mompelde ik onder de paraplu.
[Thuis was ’t heerlijk naar buiten kijken en d’r niet meer uit te hoeven.]
Bijzonder woord ‘nietserigheid’. Het is niet ‘niets’, wél ‘iets’ Een soort van ‘net niet’ of’ ‘bijna wel’ misschien. Ga ik even over nadenken.
{Mowl: Van Dale weet d’r ook al geen raad mee.}
Hopelijk stond het dak niet open.
{Mowl: die gaat vanzelf dicht.}
Ooh, zo’n dag….
{Mowl: lekker, hè?}
Tapas, mmmm, sounds
delicious, but I don’t know
how to make it.
Can’t you try to get Brrrr
to give us the recipe ?
{Mowl: ik zal ‘m es lief aankijken.}