Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Ken ik u niet ergens van?

auto
Het geluk van de herkenning handhaaft zich ook in de herkenning van het ongeluk. Hans Kudszus (1901-1977)

D’r werd twee keer getoeterd. Ik keek opzij. Uit ’n tegemoetkomende blauwe auto stak ’n enthousiast hoofd. Toen ie zag dat ik keek, zwaaide die — en reed door.

Ik kende ’t hoofd. ’t Was ’t hoofd van ’n Noord-Afrikaanse jongen. Ik kon z’n stem bijkans horen, wist hoe z’n huid voelde. We hadden mekaar omhelsd, herinnerde ik me. ’t Was ’n lieve jongen. Hij was altoos blij als ie me zag, getuige dat getoeter.

Maar ik had geen flauw idee wie ’t was.

Terwijl ik doorfietste, links afsloeg en de weg afging naar huis flitsten meer beelden door m’n hoofd. Maar zonder naam of herkenning. Hoe kon ’t dat ik zoveel wist terug te halen van iemand die ik me niet herinnerde?

[Van slag door ’n toeterende jongen: ’t is weer es wat anders.]

  1. Mooi!

    {Mowl: maar wie was ie?}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag