“Er wordt niet meer gekraakt.” klaagde ze.
“Tja, het mag toch ook niet meer.” gaf ik terug.
“Mag niet meer, mag niet meer – het heeft nóóit echt gemogen: maar we deden het wel. Kraken en protesteren en bezetten…”
“De universiteit werd in mijn tijd elk jaar bezet.” wist ik nog. “Op zijn minst. Dat was traditie.”
“De vrije dagen voor de docenten hoorden tot de secundaire arbeidsvoorwaarden.” zei ze.
“Volgens mij volgen studenten tegenwoordig de hoorcolleges echt.” huiverde ik.
“En ze wonen allemaal thuis.” griezelde ze mee. “De was wordt voor ze gedaan en het eten staat op tijd klaar. Zodat ze kunnen studeren.” Ze schudde het hoofd in een mengeling van ongeloof en wanhoop.
[Ik stelde me voor hoe de wereld gaat worden en werd bijna bang.]
Plaats een reactie