“Potverdorie!” schrok ik vanmorgen wakker. “Half elf!”
Ik sprong het bed uit. Over dertig minuten zou ik Brrrr ophalen van zijn werk. Weer had ik een nacht zonder hem door moeten brengen. Weer was ik er niet aan gewend.
Goed, ik had de afstandsbediening helemaal voor mezelf en kon doen en laten wat ik wilde – maar wat ik wilde doen of laten was er niet.
Gehaast rende ik naar beneden. De poesjes mauwden. Ze hadden honger – natuurlijk. Het hart klopte in m’n keel.
Gisteren regende het hard – heel hard. Het was koud: de verwarming was zelfs aangesprongen. Brrrr was naar de buren gegaan en we mochten hun auto lenen. In een Citroën bracht ik even later mijn lief weg.
“Haal je me morgen ook op?” was de overbodige vraag.
“Natuurlijk. Maar kan ik je niet meenemen?” Dat ging niet.
En nu had ik me bijna verslapen. Ik wierp nog een terloopse blik op de klok voor ik ging douchen. Half zeven.
Half zeven?
[Ik was vier uur te vroeg wakker geworden. Met een slaperig oog had ik de wekker verkeerd beoordeeld. Mooi. Zo kende ik mezelf weer.]
Plaats een reactie