|
Het meisje dat naast me op de bus stond te wachten was blind.
Dat zag je niet alleen aan haar rood-witte stok, maar ook aan de wijze waarop ze haar hoofd hief, telkens wanneer er een bus passeerde. Na deze daad van herkenning zakte het weer, en bleef haar kin op haar borst steken, tot er een nieuwe bus aankwam. Dan herhaalde het gebaar zich.
Toen bus 51 arriveerde leek ze haar lijn te herkennen aan het geluid ervan. Ze wandelde naar de plek waar de bus zou stoppen en wachtte. De chauffeur – die leek te weten wie het meisje was – opende de deur en riep: “Lijn 51!”
Het meisje tikte tegen de posten van de deur en baande zich een weg naar binnen. Ik volgde haar.
Een aantal haltes verder waarschuwde de chauffeur het meisje voor haar eindbestemming. Ze drukte op de knop. Het rode licht ging branden. Even later hield de chauffeur halt. Het meisje stapte uit.
De buschauffeur wees haar er nog even op dat ze een honderdtal meter, langs de drukke autoweg, terug moest lopen en dan links af slaan. Het meisje knikte.
Dan sloten de deuren zich en reden we verder.
[Ik draaide mijn hoofd en keek naar het meisje, hoe ze haar weg vervolgde. Schijnbaar onverstoorbaar tikte ze met haar stok langs de rand van de straat.]
Plaats een reactie