Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


De roos

bloemenwinkel

Opdrogende lijm maakt dorstiger dan het likken aan postzegels. Oey Tjeng Sit (1917-1987)

De vrouw had een roos in haar hand. Ze keek zoekend rond. Toen ze een jongen in de bloemenwinkel zag, liep ze op hem af.

“Ach,” adresseerde ze hem, “Kunt u mij misschien vertellen of ik deze roos kan drogen.”

De jongen keek naar de bloem.

“Jawel hoor.” besloot hij, “Als u hem ondersteboven aan een touwtje hangt droogt zij heel mooi op.” De vrouw keek tevreden.

“Mooi.” zei ze. “Dan doet u me die maar.” De jongen lachte.

“Maar ik hoor hier niet.” zei hij. De vrouw keek hem verbaasd aan en blikte toen om zich heen. Dan zag ze mij.

“En ik hoor helemaal nergens.” haastte ik me.

[Gelukkig was er ook echt personeel in de winkel. De vrouw heeft uiteindelijk de roos verworven. Wellicht is ze nu gedroogd. De roos, dan.]

  1. Rene, Rozenverkoper. Nee, lijkt mij niks.

    {Mowl: dacht het ook niet.}

  2. Jawel hoor. Jij hoort in Arnhem. Aan Brrrr’s zijde. En op internet.

    {Mowl: ik ben geroerd.}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag