|
“Ik ga jam maken!” jubelde ik tegen mijn moeder.
“Goed zo, jongen.” antwoordde zij. “Ik heb nog potjes.”
Dus ik ging met mijn moeder naar de schuur waar in een kast een reuzenvoorraad jampotjes stond te wachten om door mij gevuld te worden.
“Hoeveel heb je d’r nodig?” vroeg mijn moeder.
“Och,” schatte ik, “Doe eerst maar es een stuk of tien.”
[Je begrijpt mijn teleurstelling toen ik uiteindelijk ternauwernood het kleinste potje half gevuld kreeg. Maar dat was eigenlijk wel te verwachten met een mandje kruisbessen en een handje geleisuiker.]
Plaats een reactie