|
“Ach mienier René,” zei de man die uit Irak was gekomen, “Iek heb al siends 1997 een Nederlands paspoort. Kaaik.” Hij haalde het document met zichtbare trots tevoorschijn en hield het onder mijn neus.
“Main vier kienderen stoederen allemaal.” glunderde hij. “Aan oeniversitait of hogeschool.” Hij wees naar de foto’s aan de muur.
“Main kienderen zai roken niet.” verklaarde hij. “Geen drank. Geen hassjiesj. Iek heb ze geleerd altaid ierlik te zain. Ierlikhaid ies hiel belangraik!” Zijn wijsvinger priemde in de lucht. Toen boog hij onheilspellend naar voren.
“Maar negentieg procent van die Marokkanen of Algerainen…” Hij maakte een wegwerpend gebaar.
“Maar iek niet diescriminasie, mienier René!” De man ging rechtop zitten.
“Jaai moet hier komen en eten.” straalde hij. “Samen met jouw vrouw.”
‘Oei.’ dacht ik.
[Die inburgeringscursus hakt er wel in, zeg. Zo.]
Plaats een reactie