|
Het is een hele vriendelijk man, de meneer die mij elke ochtend een gratis nieuwsblad aanreikt.
Ik ben een vroege en dus eenzame reiziger en ’s mans mondhoeken gaan in de ‘blij-je-weer-te-zien’-stand staan wanneer hij mij ziet aanlopen. Hij pakt alvast een dagblad, dat hij tot een makkelijk formaat vouwt en daarna in zijn uitgestrekte hand houdt tot ik het van hem overneem. Hij glimlacht daarbij, zoals gezegd, vriendelijk.
Ik glimlach terug. Elke ochtend weer. En accepteer de gazet. Als een welkom geschenk.
De arme man weet niet dat ik twee echte kranten in mijn tas meeneem. En dat ik het blaadje dat hij mij offreert baggerder dan bagger vindt. Dat ik me nimmer laat betrappen met een exemplaar van dat vod in mijn hand. Dat ik nog liever een toiletrol lees dan zijn barrel.
Maar dat zeg ik niet. Het is zo’n vriendelijke man.
[Ik leg de krant elke ochtend in de trein. Het is een gewillig object voor andere reizigers. Ze vechten er bekant om. Ik zie het en glimlach, verheven als ik me weet terwijl ik een Echte Krant doorblader.]
Plaats een reactie