|
“Ik had gisteren zo’n zin in een frikandel,” zei de stem achter mij, “Dus ik zei: ‘Mamma’, zei ik, ‘Mamma, ik heb zin in een frikandel’.”
“Gewoon of speciaal?” informeerde een tweede stem.
“Nee, speciaal.” zei de eerste weer.
“Lekker, met uitjes.” vond de tweede.
“Maar goed,” hernam de eerste stem weer, “Het was al halfvier en nog steeds had ik geen frikandel. Tien voor vijf: nog niet. Ik zei: ‘Mamma’, zei ik, ‘Mamma, ik had het ook kunnen halen, maar dan was ik één vijfennegentig kwijt geweest’. En toen maakte ze hem eindelijk.”
Het was even stil. Toen nam de tweede stem het woord.
“Nu heb ik ook zin in een frikandel.”
[Ik spitste mijn oren. Maar waarom Mama zolang draalde met het inwilligen van haar dochters wens is me nooit duidelijk geworden. En dat steekt.]
Plaats een reactie