|
“Help es met de bank opzij schuiven.” zei Brrrr. “Volgens mij ligt er iets vies onder.”
Hij had gelijk — natuurlijk. Onder de weggeschoven bank krioolden honderden maden rondom een pluizig restant van wat ooit ongetwijfeld een prachtig dier moet zijn geweest.
“Was dat een muis?” heeste ik. Brrrr haalde zijn schouders op.
“Moeilijk te zeggen.” verklaarde hij en begon het kadaver en zijn parasieten op te ruimen. Ik kokhalsde. Toen keek ik naar Pim die met een duidelijk met bloed besmeurd bekje het schouwspel zat gade te slaan.
“Als die twee d’r niet meer zijn nemen we goudvissen.” stelde ik. Brrrr grinnikte.
“Of een hondje.” zei hij.
[Ik zei niks. Een hondje. En wie mag die weer uitlaten als het regent? Nou? Nou? Maar in plaats van hem tegen te spreken, leek het me wijzer om hem nu even niet te storen met zijn destructiewerk.]
Plaats een reactie