Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Alledaags

ketchup

Niets wordt vaak zo onweerstaanbaar verzuimd als een gelegenheid, die zich dagelijks voordoet. Marie von Ebner-Eschenbach (1830-1916)

Ik zie hem nog zo voor me.

Die man in de dagelijkse trein. Hij hoorde bij een gezelschap, deze bedaarde, wat stillige figuur. Altijd onberispelijk gekleed en daarmee fel contrasterend met zijn reisgenoten, collega’s, naar ik aannam.

Hij fascineerde me, op de één of andere manier. Zijn distinctie, zijn gebaren, zijn oogopslag.

Ik luisterde hun gesprekken vaak af, maar ze gingen nergens over. Dat wil zeggen: wat de collega’s bespraken kon mij niet boeien. De man ook niet, zo stelde ik vast aan de manier waarop hij de trivialiteit minzaam meed zonder onbeschoft te worden.

Tegelijkertijd was het een man waarvan ik pas ontdekte dat hij bij het reisgezelschap ontbrak toen ik zijn collega’s over hem hoorde praten.

“Het is toch nog snel gegaan.” was de kernzin die me deed realiseren dat ik niets wist van de man die nooit meer zou terugkomen.

[Maar misschien was dat betamelijke voorkomen ook niet meer dan een uiting van een man die gewoon niks te melden had.]

  1. Wellicht had ie gewoon elders een andere baan gevonden… sneller dan gedacht 😉

    {Mowl: en dan nog zou ik voorlopig niks meer van hem horen.}

  2. Stilte getuigt nu eenmaal van diepgang. Daarom ben ik ook vaak stil als ik niets te melden heb.

    {Mowl: elke dag weer?}

  3. Soms zijn mensen ook stil omdat ze ook echt niks te vertellen hebben 🙂

    {Mowl: neem peer bijvoorbeeld.}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag