“Wat nou?” riep de jongen in het bushokje tegen de twee meisjes.
“Dat zeg je toch niet tegen een meisje.” zei het meisje met de geborduurde jas. Ze zette haar handen in haar zij.
“Wat zeg ik dan?” De jongen opende vertwijfeld zijn handen langs zijn lichaam.
“Hoer, zei je.” zei het meisje met de geborduurde jas. Ze kneep haar ogen dicht. “Zoiets zeg je niet. Zo toon je toch geen respect voor een meisje.”
“Maar dat zei ik ook helemaal niet.” verdedigde de jongen zich. “Ik zei: Koerd! En dat is ze toch ook?” Hij wees met een hand naar het andere meisje. “Toch?”
Het meisje met de geborduurde jas keek de jongen een ogenblik met gebogen wenkbrauwen aan.
“O.” zei ze dan. Het andere meisje keek van de jongen naar het meisje met het geborduurde jasje.
“Ja, dat dat klopt.” zei het andere meisje. “Dat ben ik ook. Koerd.”
“O.” zei het meisje met de geborduurde jas nog maar es. Ze keek naar links.
[Net zo plotseling als ie verdwenen was, keerde de rust weer. En de bus trouwens ook. Maar dat kwam weer door de dienstregeling.]
Plaats een reactie