Wachtend op de Thalys zat ik — alweer — op een terrasje. Naast mij kwamen drie mannen te staan. Ze lachten en waren uitgelaten. Onderling spraken ze Arabisch.
Militairen met machinegeweren patrouilleerden op het station. De omroeper waarschuwde iedereen om z’n bagage vooral niet alleen te laten en de bewaking te waarschuwen wanneer er iets verdachts werd aangetroffen. En naast mij stonden drie Arabieren. Lachend en uitgelaten.
Ik had me allang voorgenomen me niet door angst te laten regeren. En ik wist dat de flitsen in mijn hoofd irrationeel en infantiel waren. Tegelijk merkte ik dat ik op scherp stond. Ik gaf mezelf op m’n donder.
Eén van de drie mannen stapte op m’n voet. Ik schrok.
“Excusez-moi.” reageerde de man. Hij legde zijn hand op mijn schouder. Vriendelijk en getuigend van innerlijke beschaving knikte ik terug.
[Snel nam ik z’n gezicht in me op. Voor als we opgeblazen zouden worden. Je wist maar nooit.]
Plaats een reactie