De glazenwasser voor z’n blauwe busje hield me staande.
“Misschien weet meneer ’t wel.” zei hij tegen drie jonge vrouwen. En hij vroeg naar een bepaalde straat. Ik wist ’t niet.
“Waar moeten jullie zijn?” vroeg ik — ze waren van een leeftijd dat ik ‘jullie‘ kon zeggen.
“Assepoester.” zei er één.
“Oh, de bruidswinkel.” reflexte ik. Waarom weet ik dit? dacht ik.
“O ja, da’s hier rechts en dan ’t hoekje om.” wist de glazenwasser.
[Waarom weet hij dat eigenlijk ook? was m’n volgende gedachte. Waarna ik me afvroeg waarom ik dat eigenlijk dacht.]
Plaats een reactie