“Dus jij kijkt helemaal niet naar voetbal?” Collega F kon het niet geloven.
“Hè bah, nee.” zei ik vol oprechte afschuw.
“Ik schat René meer in voor badminton.” peinsde collega A. “Da’s meer zijn sport.”
“Hoe kom je daar nu bij?” ontkende ik. “Ik kijk nooit sport.”
Dat was niet waar, bedacht ik meteen.
“Nou ja, heren turnen,” verbeterde ik mezelf, “dat wil ik nog wel eens kijken. Maar dan met de verkeerde motieven.”
[“Met diezelfde verkeerde motieven kun je toch ook naar voetbal kijken?” wierp F op. Hij heeft blijkbaar nog hoop voor mij.]
Plaats een reactie