|
Ik lag op bed, te kijken naar ’t slapende lichaam van Brrrr. Hij ademde rustig en regelmatig. Z’n hand, die rustte op z’n borstkas, ging langzaam op en neer. Plotseling schoot hij wakker.
Met z’n ogen nog dicht scharnierde hij op de rand van ’t bed. Ik fronste — wat ging ie nou doen?
Dan stond ie op en wankelde naar de hoek van de slaapkamer. Met één hand hield hij zich in balans.
“Wat is d’r?” vroeg ik voorzichtig. Ik was d’r van overtuigd dat Brrrr ging slaapwandelen. ’t Was zaak ’m nu niet onverhoeds wakker te maken. M’n zachte aanpak zou echter niet tot ’t beoogde leiden.
“Whaa!” schrok Brrrr namelijk. Hij perste zich strak tegen de muur, z’n ogen wagenwijd opengesperd nu. Van de weeromstuit kroop ik diep in m’n kussens. Ik trok ’t dekbed iets over m’n kin.
“Man!” hijgde Brrrr, toen ie ’n moment of wat later ’n beetje bedaard was. “Ik dacht dat jij weg was.”
[’t Duurde nog even voordat Brrrr helemaal tot rust was gekomen. Ik vroeg maar niet wie die dan wel bij ’m in de slaapkamer had verwacht.]
Plaats een reactie