Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Omgangstaal

ultra

Er is veel verstand voor nodig om sommige dingen onbegrijpelijk te vinden. C. J. Wijnaendts Francken (1863-1944)

De conducteur — ’n man van rond de zestig, schatte ik, die overduidelijk allang met de VUT had gewild — mompelde en deed dat ook nog es binnensmonds. Geen wonder dat de jongen die achter me zat ’m niet kon verstaan.

“Wat zegt u?” vroeg de jongen beleefd. De conducteur murmelde ’t nog es. De jongen deed ’n poging ’t te begrijpen.

“Euh, Hoogeveen?” probeerde hij. “Ik ben in Hoogeveen ingestapt.” Ik hoorde de conducteur nu iets anders prevelen. De moeite waarmee de jongen achter mij de woordenpap zocht te verstaan was bijna fysiek.

“M’n kaartje?” De jongen klonk opgelucht. “O, u wilt m’n kaartje zien!”

[“Ja.” zei ik toen de spoorman naast me kwam staan. Dat voldeed wonderwel. Ik was inderdaad al gecontroleerd aan ’t begin van de rit en had maar gegokt dat ie me daarnaar had gevraagd. Maar dat had de jongen achter me me natuurlijk ook kunnen vertellen.]

  1. wie waw weew wewoow wijw wewk.

    {Mowl: ik zei toch al ja?}

  2. Ze moeten conducteuren gewoon zwijgend hun werk laten doen.

    {Mowl: o, maar ze mogen van mij best praten hoor.}

  3. Ik zou gebaren taal proberen:-)

    {Mowl: dat spreek ik niet.}

  4. Met de ov-chip wordt de conducteur gelukkig overbodig. Nog even volhouden tot april 2023 dus.

    {Mowl: optimist.}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag