Soms zie je het meteen. Zoals dit keer. Er kwamen drie meisjes aangelopen, druk met elkaar in gesprek en totaal geen oog voor de wereld om hen heen. Laat anderen maar uitwijken was het adagium – en dat gebeurde dan ook.
Soms weet je het meteen. Zoals dit keer. Dat ik niet opzij zou gaan. Ik had er gewoon geen zin in. Nou eens een keer niet. Dus zette ik me schrap toen het drietal op ramkoers naderde. De meest rechtse van het trio, in een zomers rood jurkje, zou het niet redden. Ze botste dan ook tegen me aan.
De twee andere meisjes hadden geeneens in de gaten dat er één was gestopt en liepen pratend door. Het meisje dat tegen me aan was gelopen leek door de botsing helemaal van haar stuk gebracht. Ze hield haar hoofd schuin naar voren en trok wankelend de handen tot aan haar schouders op terwijl ze tegen me aan stond te dringen. Het zag er uit als een mier die ineens op een ander pad was gezet en nu niet meer wist waarheen hij moest gaan.
“Wat wil je eigenlijk?” zei ik tenslotte, om haar een kans te gunnen te ontsnappen.
“Ik wil er langs.” piepte het meisje zonder me aan te kijken. Genadig deed ik een stap opzij. Het meisje vluchtte in het veilige gezelschap van haar vriendinnen, die van haar tijdelijke vermissing nog steeds niks gemerkt leken te hebben.
[Wat volgde was een kortstondige bevrediging, die op een gegeven moment werd vervangen door het besef dat het toch allemaal niks uithaalt. Er zijn nog zoveel meisjes over, met vriendinnen en zomersrode jurkjes. Daar is geen beginnen aan. Maar soms realiseer je je dat pas later.]
Plaats een reactie