De stagiair was jong en veelbelovend. Daarnaast was hij volgzaam en leergierig. Er was maar één probleem: hij sprak me continu aan met u.
Het was de hele tijd “Kunt u?” of “Wilt u?” – ik vergrijsde met de seconde.
“Doe me een plezier, wil je?” smeekte ik uiteindelijk zowat. “Zeg geen u meer tegen me. Noem me je en jij of desnoods roep je me door met je vingers te knippen, maar geen u. Alles, maar geen u. Okee?”
De stagiair knikte ijverig.
“Uitstekend, meneer.” zeidie.
[Ik zuchtte. En keek. De jongen zag het en trok een moeilijk gezicht. “Sorry meneer.” zei hij. Hij schudde zijn hoofd. “Koffie?” vlood hij.]
Plaats een reactie