|
De man en de vrouw stonden voor ’n schilderij van Melle. De vrouw keek peinzend, d’r wijsvinger onder d’r kin. De man liet z’n handen hangen langs z’n lijf.
“Kom.” besloot de vrouw. “Je moet maar niet alles willen zien. Anders zitten we hier morgen nog.”
En ze beende naar de andere zaal. Met enige vertraging kwam de man achter haar aan.
[Toch had de vrouw ’n punt. De tentoonstelling in ’t museum is van zo’n overweldigende schoonheid dat ’t haast teveel wordt om in één keer te kunnen behappen.]
Plaats een reactie