“Kom op, we hebben vergadering.” zei De Ouwe tegen mij.
“Ja maar, ik moet…” probeerde ik. De Ouwe deed de deur naar de vergaderverdieping open.
“Niks mee te maken.” zeidie. “We zijn al te laat.”
Heel even twijfelde ik nog, maar ik besloot te gehoorzamen en volgde De Ouwe naar boven.
De vergadering duurde een uur – ruim een uur. En ruim een uur wiebelde ik op mijn stoel. Mijn inbreng was gering, dit keer. Zeg maar nihil. Ik zat gewoon mijn tijd uit. Al wiebelend.
“Ik geloof dat dit het was.” zei de voorzitter. Ik schoof mijn stoel naar achteren.
“En nu lopen.” zei ik.
[“Op weg naar de koffie?” riep iemand me achterna. Het antwoord bleef achterwege. Haastig rende ik de trap af in de belofte van de naderende opluchting. De hemel was in handbereik.]
Plaats een reactie