Ik deed mijn ding in de bibliotheek, net als die, voor mij onbekende, vrouw, even verderop. Het verschil was alleen dat ik het in alle rust deed en zij tamelijk overspannen. Het viel haar zelf ook op. Ze richtte zich in elk geval tot mij.
“U zult wel denken,” zei ze met een brede glimlach, “dat u dat rare mens het liefst in de houdgreep zou willen nemen.” Ik keek op van het ding dat ik deed.
“Nee hoor.” antwoordde ik. De vrouw was even stil, maar de glimlach bleef even breed.
“O.” zei ze op een wat onduidelijke toon. “Ook niet als ik het lief vraag?”
[We moesten allebei grinniken om de grap. Tenminste: dat dacht ik op dat moment. Dat wil zeggen: dat hoopte ik op dat moment. Maar eigenlijk: vreesde ik dat op dat moment.]
Plaats een reactie