Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Verdacht

park
Vertel me niet wat je vorige nacht hebt gedroomd, want ik heb Freud gelezen. Scott Adams (1957)

’n Speurgroep wekte ons in ’t park, waar we de nacht hadden door­gebracht op de bladeren en ’t mos, door met licht­stralen uit zak­lantaarns tussen de takken door te zigzaggen. ’n Figuur maakte zich los en kwam in onze richting. ’t Was ’n politie­agente — compleet met eierdopje en on­flatteuze pan­talon. (Wie zei d’r ook al weer dat dromen over verborgen wensen gaan?)

“Sorry jongens.” zei ze (ze ging op haar hurken). “Herkennen jullie dit?” Ze liet ’n spijker­broek zien. Brrrr bevoelde ’t kleding­stuk.

“Zo.” zeidie, onder de indruk. “Is dat ‘n…?” Hij keek de politie­agente aan.

“’n Echte.” bevestigde ze. “Ze zitten sinds kort ook in Arnhem.”

“Eerlijk?” zei Brrrr. “Eindelijk. Waar?” ’t Gesprek dreigde uit te draaien op mode en kleding.

“Jongens.” onderbrak ik daarom. “We moeten ’n moord oplossen.” De politieagente veerde omhoog en scheen met d’r zaklamp in m’n gezicht.

“Wat weet jij van ’n moord?” zei ze.

[Ik kan me niet heugen ooit zo blij te zijn geweest dat ik wakker werd. En dat we gewoon in bed lagen. En d’r geen uniform voor me gehurkt stond. Geen vrouwelijke, althans.]

  1. Was er een jeans van het leven beroofd?

    {Mowl: ik zeg niks meer.}

  2. Moest je weer de grote broek aantrekken?

    {Mowl: ik heb ’n maatje petit, hoor.}

  3. Die broek past ons allemaal.

    {Mowl: deze niet.}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag