De vrouw op het bankje stak een puntkam in haar grijze haar. Naast haar stond een grote reistas. Achter de gevels die het park omzoomden rees de zon gestaag omhoog.
Ze had me niet hoeven zien, die vrouw, toen ik diagonaal voorbij wandelde, noch op me reageren. Toch keek ze op en knikte vriendelijk.
“Pompompom.” toonladderde ze crescendo. Ik aarzelde – moest ik nu ook iets muzikaals doen?
“Goedemorgen.” besloot ik te groeten. Hartelijk genoeg, dacht ik, voor een begroeting tussen twee voor elkaar vreemde mensen. De vrouw vond het prima, zo te zien. Ze bleef tenminste goeiig glimlachen.
[Ze haalde de puntkam weer uit haar haar en borg deze op in de reistas. Daarna ging ze op het bankje zitten. Wachten. Ik moest zelf nog even verder.]
Plaats een reactie