|
“Als je je weer verveelt,” zei Brrrr ’s anderendaags — ik keek op & zag ‘m met z’n jas aan, klaar om naar z’n werk te gaan — “dan kun je nog altijd de was doen.” Hij deed de knopen dicht. “D’r staat nog ’n hele mand.”
“Euh, ja.” zei ik. “Natuurlijk. De was.” Brrrr zweeg & vertrok. Ik zat even & belde Moeder — familiebanden zijn belangrijk. Ze dienen onderhouden te worden. We keuvelden kort. Zij stond op ’t punt om naar Tante te gaan.
Daarna moest ik nog ontbijten. De vaatwasser aanzetten. Dan douchen & scheren, kleren uitzoeken & aankleden. Tussendoor even pauze met ’n kopje espresso. Daar zag ik de krant liggen.
Verdraaid deed ik — al die katernen & bijlagen: die kon ik toch niet zomaar ongelezen bij ’t oud papier stoppen? Bovendien moest ik nodig m’n meningen bijslijpen. Ik keek op m’n horloge: lunchtijd. ’t Bestek en servies zette ik, vanwege ruimtegebrek, op ’t aanrecht.
[“Niet aan toegekomen.” hoofdschudde ik vermoeid toen Brrrr teruggekeerd informeerde naar de toestand van de was. Alsof ik niks anders te doen had.]
Plaats een reactie