Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Wat blijft

Het kerkhof ligt vol onmisbaren. De één is wat onmisbaarder dan de ander, maar het enige wat hij daaraan overhoudt, is een groter grafmonument. Karel de Gucht
Het kerkhof ligt vol onmisbaren. De één is wat onmisbaarder dan de ander, maar het enige wat hij daaraan overhoudt, is een groter grafmonument. Karel de Gucht

De vrouw draalde bij de ingang van het kerkhof. Dan ging ze voorzichtig, bijna schichtig de poort door.

Op de begraafplaats liep ze met een omweg naar waar ze wezen moest. Dat zag ik, omdat ze over paden liep zonder naar de zerken of de opschriften te kijken. Ze zocht niet, ze liep vastberaden om.

Ze bleef staan bij een klein lapje, ongemarkeerde aarde. Ze sloeg de handen voor haar schoot. De duimen wreven repeterend over mekaar. Nauwelijks merkbaar bewogen de lippen geluidloos.

Dan knielde ze neer – wat stijfjes, zoals dat gaat met mensen op leeftijd. Eén hand legde ze op haar knie, de andere op de plaats waar ik het graf vermoedde. Even verstilde ze. Dan kwam ze weer overeind.

Haar lippen bewogen nog een keer. Daarna draaide ze zich weg en liep van het kerkhof af. In één rechte lijn.

[Bij de poort leek ze nog eens te aarzelen. Maar ze keek niet meer om en ging haar weg.]

  1. “Je weet wel waarom.” Ik ben benieuwd.

    {Mowl: o ja, dat was ik vergeten — jij hebt d’r wel verstaan.}

    1. Waarschijnlijk mijn zesde zintuig.

      {Mowl: dat zal ’t zijn. Enig idee hoe de lottoballetjes gaan rollen, deze week?}

      1. Deze week zijn het blokjes.

        {Mowl: dobbelstenen?}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag