“Maar ik snap het niet.” zei het meisje. Ze zat op de schoot van een ander meisje – niet vanwege plaatsgebrek: er waren nog genoeg lege stoelen in de bus. “Waarom wil hij dan niet terug naar Rotterdam?”
Het meisje dat moest antwoorden, stond tegen de rolstoelplaats geleund. Ze had eerst nog een paar kauwbewegingen af te werken.
“Logisch.” zei ze dan. “Daar heeft hij geen leven.” (Eigenlijk zei ze: ‘levah‘, om precies te zijn. Maar dan weer sprak ze eigenlijk alle woorden op haar eigen wijze uit.) Het meisje op de schoot knikte bedachtzaam.
“Vandaar dat lustrum.” zei ze. Het meisje tegen de rolstoelplaats kauwde.
“Het woord zegt het al.” zei ze.
[De volgende halte stapten ze alle drie uit. Ik was bijna met ze meegegaan.]
Plaats een reactie