Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Be-har

mosterd (in scène gezet)
Eenmaal dat iemand vijftig is geworden kun je hem voor de gek houden met te zeggen dat hij slim is, maar je kan hem niet meer wijsmaken dat hij nog mooi is. Edgar Watson Howe (1853-1937)

D’r stond ’n potje mosterd op ’t voetpad. Zomaar, zonder aanwijsbare reden. En alleen wij zagen ‘t. Mensen liepen d’r stilletjes aan voorbij.

“Kijk es,” zei Brrrr, “’n potje mosterd. Moet je d’r geen foto van maken?” Ik gromde iets. ’t Was te koud en guur en de verwachting was dat er ’n onafzienbare vorstperiode zou komen. Ik had geen zin om m’n handen uit m’n zakken te halen. Ik had sowieso nergens zin in.

Vanuit m’n ooghoeken zag ik Brrrrs wenkbrauwen omhooggaan — maar hij zweeg verder. We stapten ’n heel eindje door tot ie weer wat zei.

“Dit is ook niet echt ’n jaar om ’t over mosterd te hebben, wel?” zeidie.

[Abraham bedoel je, dacht ik, maar ik zei niks. Daar ben ik heel goed in, soms.]

  1. De foto is natuurlijk een alternatief potje mosterd uit jullie eigen behaaglijke keukenkastje.

    {Mowl: heel goed. Ik heb ’t d’r, voor m’n SBS-publiek, maar even bij vermeld.)

  2. Now we know at least
    where you get the mustard,
    but do you really know
    where Abraham gets it ?

    {Mowl: nog niet, Possum, nog niet.}

  3. Mosterd?? Ik ben nog even een paar jaartjes aan de curry.

    {Mowl: vroeger maten we ’t leven in edelmetaal, tegenwoordig in sauzen, begrijp ik?}

    1. 🙂 Juste! Die goudstandaard is toch in de jaren dertig al aan de wilgen gehangen.

      {Mowl: d’r is in die tijd wel meer ausradiert.}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag