Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Namor

Ik zou liever leven in een wereld waar mijn leven is omringd door mysterie dan in een wereld die zo klein was dat mijn geest haar kon omvatten. Harry Emerson Fosdick

“Klopt het eigenlijk wat ze zeggen, Menno?” Ineens waren vier paar jongensogen gespannen gericht op de klasgenoot naast hen op het bankje.

“Wat zeggen ze dan?” vroeg Menno. Hij zat kalm achterover en leek niet onder de indruk van de plotse aandacht.

“Ze zeggen dat je kieuwen hebt.” De scholieren tenniskeken van de vragensteller naar Menno. Die zat nog steeds onaangedaan op de bank.

“Wie zijn ze?” vroeg hij. De andere jongen haalde zijn schouders op.

“Kweenie.” zei hij. “Iedereen.” Menno trok de rits van zijn jas omhoog en legde zijn benen kruislings gestrekt op de vloer. Als ultiem teken van ontspanning stak hij ook nog eens zijn handen in zijn zakken.

“Dan moet het wel kloppen.” glimlachte hij onbestemd.

[“Zie je wel, ik wist het.” fluisterde een jongen in het hierop volgende gegons.]

  1. Ha! Tenniskeken.
    Mooi stukje, dit.

    {Mowl: dank.}

  2. fronsend kennis genomen van het woord ‘tenniskeken’.

    {Mowl: ik vond ’t zelf wel aardig bedacht.}

  3. Ik denk dat de ondervrager aanleg heeft voor journalistiek.

    {Mowl: ik vermoed dat ie voor de schoolkrant werkt.}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag