Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


In Paradisum

terras
De engelen hebben geen paradijs. Jacques Chardonne (1884-1968)

“Wat denk je,” mijmerde ik terwijl de zon m’n oogleden kriebelde, “zou dit ooit gaan vervelen?” Ik nam ’n slokje van de rosé. “Ik bedoel: ’n terras, heerlijke hapjes en ’n drankje? Met geweldige muziek en prachtige mensen?” Brrrr dacht na.

“Ik denk ’t wel.” zeidie. “Uiteindelijk.” We waren even stil. Anderen fietsten langs of kuierden voorbij — alles in ’n Zuid-Europees tempo. ’t Voelde hemels. Ik had ’t oordeel van m’n man gewogen en voorzien van ’n besluit.

“Dan moeten we af en toe ook ergens anders gaan zitten.” zei ik.

[Brrrr zei niks. Hij glimlachte enkel en toonde zo hoe ik me van binnen voelde.]

  1. Ik was gisteren in Zuid-Limburg. Naast alle heuvels en kersenbloesem vielen vooral de filerijdende toeristen op.

    {Mowl: die hadden we hier niet. Waarom waren jullie niet hier?}

    1. Binnenkort zijn we weer in N. En in O. niet ver van N. In A. komen we niet zo vaak.

      {Mowl: moet je toch doen. Jullie zijn welkom.}

  2. 🙂

    (meer hoef je soms niet te zeggen)

    {Mowl: …}

  3. Soms is geluk heel gewoon….

    {Mowl: en toch zo zeldzaam.}

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag