|
Ik liep nietsvermoedend naar m’n werk (rare toevoeging, eigenlijk, nietsvermoedend: onwetend van wat de toekomst je brengen zal is eigenlijk elk mens altoos nietsvermoedend; hooguit in verwachting) toen ’n schoolklas tien- of elfjarigen kwam aangefietst. In ’t voorbijgaan zag ik dat ’n jongen zich tot mij richtte.
“Ho-mo.” zei die heel geprononceerd. Dan was ie weg.
Gunst, dacht ik (’t zijn ook zeldzame momenten dat ik dat denk). Ik merkte tot m’n eigen verbazing dat ik van m’n stuk was gebracht.
“Lijk ik op ’n homo?” vroeg ik, later, aan Brrrr.
“Natuurlijk.” zeidie subiet. “Hoe had ik je anders kunnen vinden?”
[Da’s nou weer zo leuk aan em, dat ie van alles iets positiefs weet te maken.]
Plaats een reactie