Omdat ik hem in mijn ooghoeken had zien langskomen, keek ik even opzij. Ik zag een man met een fiets en een gevulde bananendoos daar achterop. De man was kleiner dan ik, jonger ook, maar zeker onverzorgder en slechter gekleed. De combinatie met de banendoos gaf me het idee dat hij dakloos was.
Deze hele analyse duurde hooguit een hartslag en verzonk bijna meteen. Een harde klap deed me opschrikken. Ik keek weer opzij en zag dat de man tegen een vuilnisbak had getrapt. Hij keek me aan.
“O.” zei ik – ik weet ook niet waarom. De man liep door: met de fiets aan de hand en zijn doos achterop. Hij was drie, vier meter verder toen hij begon.
“Ik weet wel dat je me na zit te kijken.” riep hij zonder om te zien. “Kankerhomo!” Waarna hij uit mijn wereld verdween, zonder me de kans op een weerwoord te gunnen.
Plaats een reactie