De trein stond klaar op het perron, de deuren geopend. De voorziene vertrektijd was al voorbij. Een meisje, met een bos bloemen, wandelde van de neus van de trein naar achteren.
Een fluit klonk. Het sein dat de deuren zich zo zouden sluiten en de trein vertrekken. Het meisje kuierde door. Ze passeerde een ingang. Toen nog een.
De conducteur liet het sein nog es klinken. Nu langer. Schiet op, zei de fluit, ik ben al te laat; we moeten nu echt gaan!
Het meisje wandelde door.
Met een zucht sloten de deuren zich. Pff! Het meisje keek op.
Ze spurtte naar de eerstvolgende ingang en duwde op de toegangsknop. Er gebeurde niks. Ze bonkte op de deur, die gesloten bleef.
Het meisje riep iets onverstaanbaars naar de neus van de trein, die langzaam in beweging kwam. Kwaad trapte ze tegen de trein. Ze vloekte en hief haar handen in de lucht.
[Ontdaan over zoveel onrechtvaardigheid liep ze het perron af. Het zou me niks verbazen als ze iemand zocht bij wie ze haar beklag kon doen.]
Plaats een reactie