Aapjes

Het lijk van een vijand ruikt altijd goed. Aulus Vitellius

We kwamen er eigenlijk alleen omdat er iets cultureels werd georganiseerd. De gastvrouw herkende ik. Ze probeerde in een geel hesje het publiek dat er nog niet was maar in groten getale zou kunnen komen in ordentelijke banen te leiden. Voorlopig had ze het rustig.

“Ze noemen me directeur, maar ik ben ook maar een gewone vrijwilliger.” kirde ze.

Ik zei dat ik dat wist en dat ik ooit nog eens een sollicitatiegesprek met haar had gehad. “Weet u dat nog? Maar u had het vast te druk als gewone vrijwilliger-directeur. Ik heb namelijk nooit meer iets van u gehoord.”

Zonder ook maar een ogenblik te verstrakken of op mij te reageren begon ze over iets heel anders.

“Hier komen alleen maar echte mensen,” jubelde ze luid, “geen aapjes.”

Waarna ze zich resoluut omdraaide. Er was iemand anders met wie ze moest praten. Misschien had ze toch op mij gereageerd.

Standaard