|
De man was al met de roltrap onderweg naar de begane grond toen de vrouw stilhield en ons liet voorgaan.
“Zullen we over een uur afspreken?” riep de vrouw over onze hoofden naar de man. “Bij de uitgang?”
De man keek om en zag dat de vrouw niet met ’m was meegekomen. In plaats van te antwoorden leek ie te zuchten en vermoeid z’n hoofd te schudden als ’n man die de strijd tegen ’t hopeloze al had opgegeven.
Brrrr en ik keken mekaar es aan en vervolgens achter ons, naar de vrouw van wie we ons langzaam verwijderden. Toen vervolgden we onze weg.
[Beneden aangekomen bleek de vrouw alsnog meegereisd te zijn. Niet om zich met de man te herenigen, maar om ’m ’n vinnige pin in de rug te geven en ’m gebeten ’n reprimande toe te sissen. ’t Resultaat, zo vrees ik, van ’s mans getergde blik in combinatie met onze al te duidelijke sjoege. Zo makkelijk is ’t om ’n relatie om zeep te helpen.]
Vandaar dat ik nooit, maar dan ook nooit met de man in mijn huis ga winkelen. Hoef ik ook niets af te spreken.
{Mowl: waarom zou je in je eigen huis gaan winkelen?}
De arme man
{Mowl: hij had ooit ook nee kunnen zeggen.}
Om die reden, nooit gemeenschap van goederen.
{Mowl: stom, weer fout gedaan.}
Het leven kan zo vermoeiend zijn… (zucht)
{Mowl: herkenbaar?}