“Goedemorgen mevrouw de sigarenboer.”
“Goedemorgen meneer. Wat kan ik voor u doen?”
“Kunt u mijn OV-chipkaart activeren?”
“Nee, dat spijt me.”
“Maar op internet staat dat ik bij u moet zijn.”
“Dat weet ik.”
“Pardon?”
“Ik ben alleen gebeld of ik wilde meewerken en toen stond m’n naam al meteen op de website. Dat vond ik nogal voorbarig.”
“O.”
“Tja. ’t Spijt me. Kan ik u ergens anders nog mee van dienst zijn?”
“Nee, dank u. Ik rook niet en ik gok per abonnement.”
“Heel verstandig, meneer. Prettige dag, meneer.”
“Insgelijks, mevrouw de sigarenboer.”
[In Zuid schijnt d’r ’n sigarenboer te zijn waar ’t allemaal wel werkt. Moet ik wel eerst ’n nieuwe strippenkaart kopen voor de bus daarheen.]
Rijden die railsloze trams ook al per chipkaart dan?
{Mowl: sinds kort.}
Soms gaan de ontwikkelingen gewoon te snel.
{Mowl: of niet snel genoeg.}
Je hebt toch zo’n mooie oranje fiets om mee naar Zuid te fietsen.
{Mowl: met dit weer?}
Euh, een regenpak aantrekken?
{Mowl: klamme kleren? Jakkes.}
Vreemd zeg
{Mowl: nou.}