|
“Ik weet wanneer mensen dood gaan.” zei de man. “Dat krijg ik door.”
Hij keek me indringend aan.
“Dan kan ik ze begeleiden om Over te gaan.” ging hij verder. “Dat is mijn taak in het leven.”
‘Jakkes.’ dacht ik.
“Mijn broer, mijn zwager, andere mensen.” somde de man op. Mij beviel de manier waarop hij me hierbij bleef aankijken niks.
“Ik weet ook wie de volgende zal zijn.” zei hij. Uit de daaropvolgende stilte bleek hij een meester in dramatische effecten. Ik kreeg het steeds ongemakkelijker en schuifelde met mijn voeten. De mondhoeken van de man krulden licht omhoog.
“Mijn moeder.” verklapte hij.
“Gelukkig!” ontsnapte me.
[Ik had het niet tegen kunnen houden. Voorlopig sta ik niet op een lijst. Tenminste niet de zijne. Tenminste niet als eerste.]
Ik geloof toch echt dat je dat blogje van twee dagen terug niet had moeten schrijven.
{Mowl: jij gelooft zeker ook tot november niet in Sinterklaas?}
Ik ben blij dat de man mij niet kent.
{Mowl: denk je dat?}
Ik weet wanneer vissen dood zijn. Dat krijg ik door.
{Mowl: dood en opgegeten.}