Bijhoorder

Voor hem die niet weet naar welke haven hij moet koersen, is geen enkele wind gunstig. Seneca

De man op het bankje droeg een t-shirt met opschrift, zodat ik wist dat hij van bier en punkrock hield. Het was een overbodige zelfschets, vond ik, waar ik nu eenmaal avers ben van publieke vereenzelviging. Voor je het weet hoor je namelijk ergens bij.

Maar goed, dat ben ik.

De man op dat bankje identificeerde vooreerst de klanten van de buurtsuper, die – minder dan eerder, maar nog steeds in zekere mate – de protocollen van de grutter gehoorzaamden door op enige afstand van elkaar de winkel in te gaan.

“Corona is een mythe!” riep hij op bepaalde tijden, “Alleen maar bedacht zodat die miljardair nog rijker kan worden. Zien jullie dat soms niet? Stelletje sukkels.”

Niemand hoorde de man; niemand reageerde althans op hem. Ook ik liep hem tersluiks voorbij om mijn boodschappen te doen.

Met afschuw constateerde ik plotseling dat ik hiermee was toegetreden tot de kliek der wrakers.

Standaard